paswoord
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- a password
Etymology
Compound from Dutch, Flemish passen (fit, pass, measure a size) + Dutch, Flemish woord (word)derived from English password.
Origin
English
password
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- counter-password English
- pass English
- password English
- passwordless English
- passwordlike English
- word English
- passu Finnish
- Passwort German
- passen German
- password Italian
- aanpassen Dutch, Flemish
- bastaardwoord Dutch, Flemish
- bijwoord Dutch, Flemish
- codewoord Dutch, Flemish
- cultuurwoord Dutch, Flemish
- dankwoord Dutch, Flemish
- erewoord Dutch, Flemish
- erfwoord Dutch, Flemish
- evenwoord Dutch, Flemish
- functiewoord Dutch, Flemish
- grondwoord Dutch, Flemish
- hoedanigheidswoord Dutch, Flemish
- jawoord Dutch, Flemish
- kastwoord Dutch, Flemish
- leenwoord Dutch, Flemish
- letterwoord Dutch, Flemish
- lidwoord Dutch, Flemish
- maatwoord Dutch, Flemish
- naamwoord Dutch, Flemish
- nawoord Dutch, Flemish
- onpasselijk Dutch, Flemish
- oppassen Dutch, Flemish
- pasbeurt Dutch, Flemish
- pashok Dutch, Flemish
- paspop Dutch, Flemish
- passen Dutch, Flemish
- passer Dutch, Flemish
- pasvorm Dutch, Flemish
- rijmwoord Dutch, Flemish
- scheldwoord Dutch, Flemish
- spookwoord Dutch, Flemish
- spreekwoord Dutch, Flemish
- stopwoord Dutch, Flemish
- taboewoord Dutch, Flemish
- telwoord Dutch, Flemish
- toepassen Dutch, Flemish
- toverwoord Dutch, Flemish
- trefwoord Dutch, Flemish
- tweelingwoord Dutch, Flemish
- voegwoord Dutch, Flemish
- voornaamwoord Dutch, Flemish
- voorwoord Dutch, Flemish
- wachtwoord Dutch, Flemish
- werkwoord Dutch, Flemish
- woord Dutch, Flemish
- woordafbreking Dutch, Flemish
- woorddeel Dutch, Flemish
- woordenboek Dutch, Flemish
- woordenschat Dutch, Flemish
- woordenstrijd Dutch, Flemish
- woordenstroom Dutch, Flemish
- woordenwisseling Dutch, Flemish
- woordgrap Dutch, Flemish
- woordgroep Dutch, Flemish
- woordklasse Dutch, Flemish
- woordsoort Dutch, Flemish
- woordspeling Dutch, Flemish
- woordvoerder Dutch, Flemish
- woordvorming Dutch, Flemish
- zwerfwoord Dutch, Flemish
- passer French
- password Portuguese
- パスワード Japanese
- password Danish
- փասվորդ Armenian
- passen Middle Dutch
- wort Middle Dutch
- woord Afrikaans
- wort Old Dutch
- 패스워드 Korean
- wortu Sranan Tongo
- woord
- passer
- paspop
- passen
- pashok
- jawoord
- pasvorm
- nawoord
- erfwoord
- oppassen
- lidwoord
- telwoord
- pasbeurt
- bijwoord
- erewoord
- werkwoord
- voegwoord
- rijmwoord
- woorddeel
- dankwoord
- trefwoord
- maatwoord
- leenwoord
- woordgrap
- naamwoord
- evenwoord
- aanpassen
- stopwoord
- kastwoord
- codewoord
- voorwoord
- toepassen
- spookwoord
- woordsoort
- zwerfwoord
- grondwoord
- toverwoord
- taboewoord
- wachtwoord
- woordgroep
- woordklasse
- woordenboek
- onpasselijk
- spreekwoord
- letterwoord
- scheldwoord
- woordvoerder
- cultuurwoord
- functiewoord
- woordvorming
- woordspeling
- woordenschat
- woordenstroom
- woordenstrijd
- tweelingwoord
- bastaardwoord
- voornaamwoord
- woordafbreking
- woordenwisseling
- hoedanigheidswoord