slavenschip
Dutch (Brabantic)
/ˈslaː.və(n)ˌsxɪp/
noun
Definitions
- A slave ship, a slaver.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish slaaf (slave) + Dutch, Flemish -en (old dative suffix, -en, denominative suffix)+ Dutch, Flemish schip (ship).
Origin
Dutch (Brabantic)
schip
Gloss
ship
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Classifier
Emoji
⚓️ ⛵️ 🚢 🚤 🛥️ 🛳️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -en Dutch, Flemish
- Vikingschip Dutch, Flemish
- aanranden Dutch, Flemish
- achterschip Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- ballastscheeps Dutch, Flemish
- beurtschip Dutch, Flemish
- binnenschip Dutch, Flemish
- binnenvaartschip Dutch, Flemish
- blanken Dutch, Flemish
- boerenbedrieger Dutch, Flemish
- boorschip Dutch, Flemish
- brandschip Dutch, Flemish
- cruiseschip Dutch, Flemish
- fluitschip Dutch, Flemish
- galeislaaf Dutch, Flemish
- handelsschip Dutch, Flemish
- hartenpijn Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- hospitaalkerkschip Dutch, Flemish
- hospitaalschip Dutch, Flemish
- huisslaaf Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- inblikken Dutch, Flemish
- inbreiden Dutch, Flemish
- inlichten Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- kaperschip Dutch, Flemish
- kleinscheeps Dutch, Flemish
- klokkenstoel Dutch, Flemish
- kofschip Dutch, Flemish
- koopvaardijschip Dutch, Flemish
- kruitschip Dutch, Flemish
- lastschip Dutch, Flemish
- leenwoordenschat Dutch, Flemish
- lichtschip Dutch, Flemish
- loonslaaf Dutch, Flemish
- luchtschip Dutch, Flemish
- mierenhoop Dutch, Flemish
- moederschip Dutch, Flemish
- motorschip Dutch, Flemish
- munitieschip Dutch, Flemish
- narrenschip Dutch, Flemish
- nasporen Dutch, Flemish
- nonnenklooster Dutch, Flemish
- oorlogsschip Dutch, Flemish
- opdoeken Dutch, Flemish
- opfrissen Dutch, Flemish
- ophelderen Dutch, Flemish
- ophogen Dutch, Flemish
- opkrikken Dutch, Flemish
- opleidingsschip Dutch, Flemish
- opschepen Dutch, Flemish
- opsouperen Dutch, Flemish
- ouwehoeren Dutch, Flemish
- piratenschip Dutch, Flemish
- poppenhuis Dutch, Flemish
- prijsschip Dutch, Flemish
- raderschip Dutch, Flemish
- ramschip Dutch, Flemish
- rechtvaardigen Dutch, Flemish
- rivierschip Dutch, Flemish
- roversschip Dutch, Flemish
- ruimteschip Dutch, Flemish
- saucijzenbroodje Dutch, Flemish
- scheepbouw Dutch, Flemish
- scheepsanker Dutch, Flemish
- scheepsbel Dutch, Flemish
- scheepsbemanning Dutch, Flemish
- scheepsblok Dutch, Flemish
- scheepsboot Dutch, Flemish
- scheepsbouw Dutch, Flemish
- scheepsbouwer Dutch, Flemish
- scheepsgenoot Dutch, Flemish
- scheepshuid Dutch, Flemish
- scheepsjongen Dutch, Flemish
- scheepsjournaal Dutch, Flemish
- scheepskameel Dutch, Flemish
- scheepskanon Dutch, Flemish
- scheepskok Dutch, Flemish
- scheepslog Dutch, Flemish
- scheepsmast Dutch, Flemish
- scheepsramp Dutch, Flemish
- scheepsromp Dutch, Flemish
- scheepsruim Dutch, Flemish
- scheepsschroef Dutch, Flemish
- scheepsvracht Dutch, Flemish
- scheepswerf Dutch, Flemish
- scheepswrak Dutch, Flemish
- scheepvaart Dutch, Flemish
- schip Dutch, Flemish
- schipbreuk Dutch, Flemish
- schipper Dutch, Flemish
- schommelschip Dutch, Flemish
- seksslaaf Dutch, Flemish
- slaaf Dutch, Flemish
- slaafs Dutch, Flemish
- slagschip Dutch, Flemish
- slavenaard Dutch, Flemish
- slavenarbeid Dutch, Flemish
- slavenhandel Dutch, Flemish
- slavenhandelaar Dutch, Flemish
- slavenkolonie Dutch, Flemish
- slavenmarkt Dutch, Flemish
- slavenziel Dutch, Flemish
- slavernij Dutch, Flemish
- slavin Dutch, Flemish
- spinnendoder Dutch, Flemish
- spookschip Dutch, Flemish
- spreekwoordenboek Dutch, Flemish
- termietenheuvel Dutch, Flemish
- termietenhoop Dutch, Flemish
- tomatenplant Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- uitbreiden Dutch, Flemish
- uitdossen Dutch, Flemish
- uitflappen Dutch, Flemish
- uithuwelijken Dutch, Flemish
- uitwaaieren Dutch, Flemish
- vissersschip Dutch, Flemish
- vlaggenschip Dutch, Flemish
- vliegdekschip Dutch, Flemish
- vliegkampschip Dutch, Flemish
- voorraadschip Dutch, Flemish
- vrachtschip Dutch, Flemish
- zeeroversschip Dutch, Flemish
- zeeschip Dutch, Flemish
- -en Middle Dutch
- schip Middle Dutch
- slave Middle Dutch
- -e Afrikaans
- skip Afrikaans
- slaaf Afrikaans
- srafu Sranan Tongo
- -en
- slaaf
- schip
- slavin
- slaafs
- blanken
- ophogen
- opdoeken
- ramschip
- nasporen
- schipper
- kofschip
- zeeschip
- inlijven
- inbeelden
- loonslaaf
- inlichten
- inbreiden
- opkrikken
- inblikken
- opfrissen
- lastschip
- boorschip
- huisslaaf
- aanranden
- seksslaaf
- slavernij
- opschepen
- uitdossen
- slagschip
- scheepsbel
- scheepslog
- mierenhoop
- kruitschip
- hartenpijn
- scheepbouw
- kaperschip
- opsouperen
- scheepskok
- luchtschip
- beurtschip
- prijsschip
- slavenziel
- ophelderen
- galeislaaf
- lichtschip
- uitbreiden
- ouwehoeren
- raderschip
- poppenhuis
- uitflappen
- spookschip
- fluitschip
- schipbreuk
- slavenaard
- uitbeelden
- brandschip
- motorschip
- achterschip
- cruiseschip
- scheepsboot
- scheepsbouw
- vrachtschip
- scheepvaart
- scheepswrak
- scheepsramp
- scheepswerf
- scheepshuid
- Vikingschip
- rivierschip
- ruimteschip
- uitwaaieren
- roversschip
- slavenmarkt
- scheepsmast
- narrenschip
- scheepsruim
- scheepsblok
- binnenschip
- scheepsromp
- moederschip
- scheepskanon
- kleinscheeps
- oorlogsschip
- scheepsanker
- actiënhandel
- piratenschip
- slavenhandel
- spinnendoder
- handelsschip
- klokkenstoel
- munitieschip
- vissersschip
- slavenarbeid
- tomatenplant
- vlaggenschip
- scheepsbouwer
- schommelschip
- vliegdekschip
- uithuwelijken
- scheepskameel
- voorraadschip
- scheepsgenoot
- slavenkolonie
- scheepsvracht
- scheepsjongen
- termietenhoop
- rechtvaardigen
- zeeroversschip
- nonnenklooster
- vliegkampschip
- ballastscheeps
- herenboerderij
- hospitaalschip
- scheepsschroef
- opleidingsschip
- scheepsjournaal
- boerenbedrieger
- termietenheuvel
- slavenhandelaar
- saucijzenbroodje
- binnenvaartschip
- leenwoordenschat
- scheepsbemanning
- koopvaardijschip
- spreekwoordenboek
- hospitaalkerkschip