termietenheuvel
Dutch (Brabantic)
/tɛrˈmi.tə(n)ˌɦøː.vəl/
noun
Definitions
- termite mound
Etymology
Compound from Dutch, Flemish termiet (termite) + Dutch, Flemish -en (old dative suffix, -en, denominative suffix)+ Dutch, Flemish heuvel (hill, hillock).
Origin
Dutch (Brabantic)
heuvel
Gloss
hill, hillock
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
丘, 岡, 阜
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -en Dutch, Flemish
- aanranden Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- blanken Dutch, Flemish
- boerenbedrieger Dutch, Flemish
- grafheuvel Dutch, Flemish
- hartenpijn Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- heuvel Dutch, Flemish
- heuvelachtig Dutch, Flemish
- heuvelrug Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- inblikken Dutch, Flemish
- inbreiden Dutch, Flemish
- inlichten Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- klokkenstoel Dutch, Flemish
- leenwoordenschat Dutch, Flemish
- mierenhoop Dutch, Flemish
- nasporen Dutch, Flemish
- nonnenklooster Dutch, Flemish
- opdoeken Dutch, Flemish
- opfrissen Dutch, Flemish
- ophelderen Dutch, Flemish
- ophogen Dutch, Flemish
- opkrikken Dutch, Flemish
- opschepen Dutch, Flemish
- opsouperen Dutch, Flemish
- ouwehoeren Dutch, Flemish
- poppenhuis Dutch, Flemish
- rechtvaardigen Dutch, Flemish
- saucijzenbroodje Dutch, Flemish
- schaamheuvel Dutch, Flemish
- slavenschip Dutch, Flemish
- spinnendoder Dutch, Flemish
- spreekwoordenboek Dutch, Flemish
- termiet Dutch, Flemish
- termietenhoop Dutch, Flemish
- tomatenplant Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- uitbreiden Dutch, Flemish
- uitdossen Dutch, Flemish
- uitflappen Dutch, Flemish
- uithuwelijken Dutch, Flemish
- uitwaaieren Dutch, Flemish
- venusheuvel Dutch, Flemish
- vluchtheuvel Dutch, Flemish
- termite French
- -en Middle Dutch
- hoevel Middle Dutch
- -e Afrikaans
- -en
- heuvel
- blanken
- ophogen
- termiet
- opdoeken
- nasporen
- inlijven
- inbeelden
- heuvelrug
- inlichten
- inbreiden
- opkrikken
- inblikken
- opfrissen
- aanranden
- opschepen
- uitdossen
- mierenhoop
- hartenpijn
- opsouperen
- ophelderen
- uitbreiden
- ouwehoeren
- poppenhuis
- grafheuvel
- uitflappen
- uitbeelden
- venusheuvel
- slavenschip
- uitwaaieren
- actiënhandel
- schaamheuvel
- vluchtheuvel
- spinnendoder
- klokkenstoel
- heuvelachtig
- tomatenplant
- uithuwelijken
- termietenhoop
- rechtvaardigen
- nonnenklooster
- herenboerderij
- boerenbedrieger
- saucijzenbroodje
- leenwoordenschat
- spreekwoordenboek