klokkenstoel
Dutch (Brabantic)
/ˈklɔ.kə(n)ˌstul/
noun
Definitions
- bell frame frame for suspending bells, as part of a building or as a separate structure
Etymology
Compound from Dutch, Flemish klok (bell, clock) + Dutch, Flemish -en (old dative suffix, -en, denominative suffix)+ Dutch, Flemish stoel (chair, seat).
Origin
Dutch (Brabantic)
stoel
Gloss
chair, seat
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
椅
Emoji
💺
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -en Dutch, Flemish
- aanranden Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- armstoel Dutch, Flemish
- atoomklok Dutch, Flemish
- autostoel Dutch, Flemish
- avondklok Dutch, Flemish
- bakerstoel Dutch, Flemish
- blanken Dutch, Flemish
- boerenbedrieger Dutch, Flemish
- boevenklok Dutch, Flemish
- boomklok Dutch, Flemish
- bureaustoel Dutch, Flemish
- doodklok Dutch, Flemish
- doodsklok Dutch, Flemish
- etstoel Dutch, Flemish
- hartenpijn Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- inbeelden Dutch, Flemish
- inblikken Dutch, Flemish
- inbreiden Dutch, Flemish
- inlichten Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- jachtklok Dutch, Flemish
- kerkklok Dutch, Flemish
- kinderstoel Dutch, Flemish
- klapstoel Dutch, Flemish
- klok Dutch, Flemish
- klokgevel Dutch, Flemish
- klokhuis Dutch, Flemish
- klokkengevel Dutch, Flemish
- klokkenluider Dutch, Flemish
- klokkenspel Dutch, Flemish
- klokkentoren Dutch, Flemish
- klokkijken Dutch, Flemish
- koekoeksklok Dutch, Flemish
- kuipstoel Dutch, Flemish
- leenwoordenschat Dutch, Flemish
- leerstoel Dutch, Flemish
- leunstoel Dutch, Flemish
- ligstoel Dutch, Flemish
- mierenhoop Dutch, Flemish
- nasporen Dutch, Flemish
- nonnenklooster Dutch, Flemish
- noodklok Dutch, Flemish
- opdoeken Dutch, Flemish
- opfrissen Dutch, Flemish
- ophelderen Dutch, Flemish
- ophogen Dutch, Flemish
- opkrikken Dutch, Flemish
- opschepen Dutch, Flemish
- opsouperen Dutch, Flemish
- ouwehoeren Dutch, Flemish
- paddenstoel Dutch, Flemish
- poppenhuis Dutch, Flemish
- predikstoel Dutch, Flemish
- preekstoel Dutch, Flemish
- radioklok Dutch, Flemish
- rechtvaardigen Dutch, Flemish
- rolstoel Dutch, Flemish
- saucijzenbroodje Dutch, Flemish
- schommelstoel Dutch, Flemish
- slavenschip Dutch, Flemish
- sneeuwklok Dutch, Flemish
- spinnendoder Dutch, Flemish
- spreekwoordenboek Dutch, Flemish
- stoel Dutch, Flemish
- stoelendans Dutch, Flemish
- stoelgang Dutch, Flemish
- stoelpoot Dutch, Flemish
- strandstoel Dutch, Flemish
- termietenheuvel Dutch, Flemish
- termietenhoop Dutch, Flemish
- tomatenplant Dutch, Flemish
- tuinstoel Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- uitbreiden Dutch, Flemish
- uitdossen Dutch, Flemish
- uitflappen Dutch, Flemish
- uithuwelijken Dutch, Flemish
- uitwaaieren Dutch, Flemish
- vouwstoel Dutch, Flemish
- -en Middle Dutch
- clocke Middle Dutch
- stoel Middle Dutch
- -e Afrikaans
- klok Afrikaans
- stoel Afrikaans
- stul Papiamentu
- sturu Sranan Tongo
- -en
- klok
- stoel
- blanken
- ophogen
- etstoel
- boomklok
- noodklok
- klokhuis
- doodklok
- opdoeken
- rolstoel
- kerkklok
- nasporen
- ligstoel
- armstoel
- inlijven
- avondklok
- inbeelden
- kuipstoel
- radioklok
- klapstoel
- jachtklok
- inlichten
- inbreiden
- opkrikken
- atoomklok
- inblikken
- leunstoel
- opfrissen
- leerstoel
- stoelgang
- aanranden
- klokgevel
- tuinstoel
- stoelpoot
- autostoel
- uitdossen
- opschepen
- vouwstoel
- doodsklok
- mierenhoop
- hartenpijn
- preekstoel
- opsouperen
- ophelderen
- uitbreiden
- boevenklok
- ouwehoeren
- poppenhuis
- uitflappen
- bakerstoel
- klokkijken
- sneeuwklok
- uitbeelden
- paddenstoel
- bureaustoel
- kinderstoel
- slavenschip
- predikstoel
- uitwaaieren
- strandstoel
- klokkenspel
- stoelendans
- koekoeksklok
- actiënhandel
- klokkentoren
- spinnendoder
- klokkengevel
- tomatenplant
- klokkenluider
- schommelstoel
- uithuwelijken
- termietenhoop
- rechtvaardigen
- nonnenklooster
- herenboerderij
- boerenbedrieger
- termietenheuvel
- saucijzenbroodje
- leenwoordenschat
- spreekwoordenboek