inbeelden
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- (reflexive) to imagine, to envisage
Etymology
Compound from Dutch, Flemish in (in, suffix indicating femininity, into) + Dutch, Flemish beeld (image, statue, picture, sign)+ Dutch, Flemish -en (old dative suffix, -en, denominative suffix).
Origin
Dutch (Brabantic)
-en
Gloss
old dative suffix, -en, denominative suffix
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -en Dutch, Flemish
- Vrijheidsbeeld Dutch, Flemish
- aambeeld Dutch, Flemish
- aanranden Dutch, Flemish
- achterin Dutch, Flemish
- actiënhandel Dutch, Flemish
- afgodsbeeld Dutch, Flemish
- beeld Dutch, Flemish
- beeldbuis Dutch, Flemish
- beeldelement Dutch, Flemish
- beelden Dutch, Flemish
- beeldenstorm Dutch, Flemish
- beeldhouwen Dutch, Flemish
- beeldig Dutch, Flemish
- beeldmontage Dutch, Flemish
- beeldpunt Dutch, Flemish
- beeldscherm Dutch, Flemish
- beeldscherpte Dutch, Flemish
- beeldschoon Dutch, Flemish
- beeldsnijwerk Dutch, Flemish
- beeldspraak Dutch, Flemish
- beeldvorming Dutch, Flemish
- beeltenis Dutch, Flemish
- blanken Dutch, Flemish
- bloedbeeld Dutch, Flemish
- boegbeeld Dutch, Flemish
- boerenbedrieger Dutch, Flemish
- borstbeeld Dutch, Flemish
- breedbeeld Dutch, Flemish
- denkbeeld Dutch, Flemish
- godenbeeld Dutch, Flemish
- hartenpijn Dutch, Flemish
- heiligenbeeld Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- heringebruikname Dutch, Flemish
- ideaalbeeld Dutch, Flemish
- in Dutch, Flemish
- inademen Dutch, Flemish
- inbakeren Dutch, Flemish
- inbellen Dutch, Flemish
- inbijten Dutch, Flemish
- inblazen Dutch, Flemish
- inblikken Dutch, Flemish
- inboedel Dutch, Flemish
- inboeten Dutch, Flemish
- inboezemen Dutch, Flemish
- inboorling Dutch, Flemish
- inborst Dutch, Flemish
- inbraak Dutch, Flemish
- inbreiden Dutch, Flemish
- inbreiding Dutch, Flemish
- inbreken Dutch, Flemish
- inbrengen Dutch, Flemish
- inburgeren Dutch, Flemish
- incalculeren Dutch, Flemish
- inchecken Dutch, Flemish
- indammen Dutch, Flemish
- indelen Dutch, Flemish
- indenken Dutch, Flemish
- indien Dutch, Flemish
- indienen Dutch, Flemish
- indommelen Dutch, Flemish
- indruisen Dutch, Flemish
- indruk Dutch, Flemish
- indrukken Dutch, Flemish
- induiken Dutch, Flemish
- indutten Dutch, Flemish
- inenten Dutch, Flemish
- ingaan Dutch, Flemish
- ingang Dutch, Flemish
- ingeven Dutch, Flemish
- ingieten Dutch, Flemish
- ingraven Dutch, Flemish
- ingreep Dutch, Flemish
- ingrijpen Dutch, Flemish
- inhalen Dutch, Flemish
- inham Dutch, Flemish
- inheems Dutch, Flemish
- inhouden Dutch, Flemish
- inhuldigen Dutch, Flemish
- inhuren Dutch, Flemish
- inkerving Dutch, Flemish
- inklappen Dutch, Flemish
- inklokken Dutch, Flemish
- inkomen Dutch, Flemish
- inkopen Dutch, Flemish
- inkorten Dutch, Flemish
- inkrimpen Dutch, Flemish
- inladen Dutch, Flemish
- inlander Dutch, Flemish
- inlassen Dutch, Flemish
- inleiden Dutch, Flemish
- inleven Dutch, Flemish
- inleveren Dutch, Flemish
- inlichten Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- inlossen Dutch, Flemish
- inluiden Dutch, Flemish
- inmaken Dutch, Flemish
- inname Dutch, Flemish
- innemen Dutch, Flemish
- innen Dutch, Flemish
- innig Dutch, Flemish
- inpakken Dutch, Flemish
- inparkeren Dutch, Flemish
- inpeperen Dutch, Flemish
- inpolderen Dutch, Flemish
- inproduct Dutch, Flemish
- inrichten Dutch, Flemish
- inrijden Dutch, Flemish
- inroepen Dutch, Flemish
- inroetsjen Dutch, Flemish
- inrukken Dutch, Flemish
- inschakelen Dutch, Flemish
- inschatten Dutch, Flemish
- inschenken Dutch, Flemish
- inschepen Dutch, Flemish
- inschrijven Dutch, Flemish
- insgelijks Dutch, Flemish
- inslaan Dutch, Flemish
- inslag Dutch, Flemish
- inslapen Dutch, Flemish
- inslikken Dutch, Flemish
- insluipen Dutch, Flemish
- insluiten Dutch, Flemish
- insmeren Dutch, Flemish
- insneeuwen Dutch, Flemish
- insnijden Dutch, Flemish
- inspannen Dutch, Flemish
- inspelen Dutch, Flemish
- inspreken Dutch, Flemish
- inspringen Dutch, Flemish
- inspuiten Dutch, Flemish
- instap Dutch, Flemish
- insteken Dutch, Flemish
- instellen Dutch, Flemish
- instemmen Dutch, Flemish
- instemming Dutch, Flemish
- instinken Dutch, Flemish
- instorten Dutch, Flemish
- instuderen Dutch, Flemish
- inteelt Dutch, Flemish
- integendeel Dutch, Flemish
- intijds Dutch, Flemish
- intikken Dutch, Flemish
- intocht Dutch, Flemish
- intomen Dutch, Flemish
- intrappen Dutch, Flemish
- intrede Dutch, Flemish
- intreden Dutch, Flemish
- intrekken Dutch, Flemish
- intussen Dutch, Flemish
- intypen Dutch, Flemish
- invallen Dutch, Flemish
- invangen Dutch, Flemish
- invloed Dutch, Flemish
- invoegsel Dutch, Flemish
- invoeren Dutch, Flemish
- invorderen Dutch, Flemish
- invriezen Dutch, Flemish
- invullen Dutch, Flemish
- inwaarts Dutch, Flemish
- inwendig Dutch, Flemish
- inwerken Dutch, Flemish
- inwerkingtreding Dutch, Flemish
- inwerpen Dutch, Flemish
- inwijden Dutch, Flemish
- inwilligen Dutch, Flemish
- inwisselen Dutch, Flemish
- inwonen Dutch, Flemish
- inzaaien Dutch, Flemish
- inzamelen Dutch, Flemish
- inzending Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- inzicht Dutch, Flemish
- inzien Dutch, Flemish
- inzitten Dutch, Flemish
- inzoomen Dutch, Flemish
- klankbeeld Dutch, Flemish
- klokkenstoel Dutch, Flemish
- kruisbeeld Dutch, Flemish
- leenwoordenschat Dutch, Flemish
- lichtbeeld Dutch, Flemish
- mierenhoop Dutch, Flemish
- nasporen Dutch, Flemish
- nijver Dutch, Flemish
- nonnenklooster Dutch, Flemish
- opdoeken Dutch, Flemish
- opfrissen Dutch, Flemish
- ophelderen Dutch, Flemish
- ophogen Dutch, Flemish
- opkrikken Dutch, Flemish
- opschepen Dutch, Flemish
- opsouperen Dutch, Flemish
- ouwehoeren Dutch, Flemish
- poppenhuis Dutch, Flemish
- rechtvaardigen Dutch, Flemish
- saucijzenbroodje Dutch, Flemish
- schrikbeeld Dutch, Flemish
- slavenschip Dutch, Flemish
- spiegelbeeld Dutch, Flemish
- spinnendoder Dutch, Flemish
- spreekwoordenboek Dutch, Flemish
- standbeeld Dutch, Flemish
- sterrenbeeld Dutch, Flemish
- termietenheuvel Dutch, Flemish
- termietenhoop Dutch, Flemish
- tomatenplant Dutch, Flemish
- toonbeeld Dutch, Flemish
- uitbeelden Dutch, Flemish
- uitbreiden Dutch, Flemish
- uitdossen Dutch, Flemish
- uitflappen Dutch, Flemish
- uithuwelijken Dutch, Flemish
- uitwaaieren Dutch, Flemish
- voorbeeld Dutch, Flemish
- waanbeeld Dutch, Flemish
- wederbeeld Dutch, Flemish
- wereldbeeld Dutch, Flemish
- zelfbeeld Dutch, Flemish
- ziektebeeld Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- inkrah Indonesian
- -en Middle Dutch
- bēelde Middle Dutch
- -e Afrikaans
- in Afrikaans
- *biliþī gmw-pro
- in Old Dutch
- beeld Scots
- in
- -en
- innen
- beeld
- innig
- inham
- ingang
- nijver
- instap
- inzien
- indien
- indruk
- inslag
- ingaan
- inname
- inteelt
- inenten
- inleven
- inladen
- indelen
- innemen
- inmaken
- beelden
- inkomen
- inbraak
- inwonen
- intomen
- ingreep
- blanken
- inheems
- inhalen
- intijds
- inzicht
- invloed
- ophogen
- intocht
- beeldig
- inkopen
- inslaan
- intrede
- ingeven
- intypen
- inhuren
- inborst
- insteken
- intikken
- invallen
- indammen
- aambeeld
- insmeren
- inbellen
- invangen
- inroepen
- inademen
- inzetten
- ingieten
- inlassen
- inboedel
- inlijven
- inleiden
- ingraven
- inslapen
- indutten
- inbreken
- inspelen
- inrijden
- indienen
- intussen
- nasporen
- inlander
- achterin
- inwerpen
- indenken
- inlossen
- inkorten
- inzoomen
- inpakken
- inrukken
- invullen
- inboeten
- inhouden
- inwijden
- inwendig
- invoeren
- induiken
- inbijten
- inwaarts
- inblazen
- inluiden
- inzaaien
- opdoeken
- inwerken
- inzitten
- intreden
- beeldpunt
- inbreiden
- inpeperen
- beeltenis
- insluiten
- inbrengen
- zelfbeeld
- inleveren
- beeldbuis
- inklokken
- inlichten
- indruisen
- opkrikken
- inspuiten
- inschepen
- invoegsel
- insluipen
- inrichten
- ingrijpen
- inklappen
- instemmen
- instinken
- boegbeeld
- inbakeren
- inchecken
- inproduct
- waanbeeld
- inzamelen
- denkbeeld
- invriezen
- uitdossen
- instellen
- intrappen
- inzending
- inslikken
- indrukken
- voorbeeld
- intrekken
- inblikken
- insnijden
- opfrissen
- aanranden
- toonbeeld
- inkerving
- inspreken
- opschepen
- inspannen
- inkrimpen
- instorten
- instuderen
- insgelijks
- inroetsjen
- inpolderen
- uitflappen
- inhuldigen
- inschatten
- zinnebeeld
- godenbeeld
- inwilligen
- ophelderen
- inbreiding
- insneeuwen
- invorderen
- poppenhuis
- inschenken
- inburgeren
- inwisselen
- breedbeeld
- standbeeld
- hartenpijn
- opsouperen
- inboezemen
- inspringen
- ouwehoeren
- borstbeeld
- inboorling
- uitbeelden
- wederbeeld
- mierenhoop
- kruisbeeld
- bloedbeeld
- inparkeren
- indommelen
- uitbreiden
- instemming
- lichtbeeld
- klankbeeld
- ideaalbeeld
- afgodsbeeld
- schrikbeeld
- inschrijven
- uitwaaieren
- integendeel
- wereldbeeld
- inschakelen
- slavenschip
- beeldhouwen
- beeldscherm
- beeldspraak
- ziektebeeld
- beeldschoon
- beeldenstorm
- tomatenplant
- sterrenbeeld
- beeldmontage
- spinnendoder
- spiegelbeeld
- beeldvorming
- actiënhandel
- klokkenstoel
- beeldelement
- incalculeren
- heiligenbeeld
- termietenhoop
- uithuwelijken
- beeldsnijwerk
- beeldscherpte
- Vrijheidsbeeld
- herenboerderij
- rechtvaardigen
- nonnenklooster
- boerenbedrieger
- termietenheuvel
- inwerkingtreding
- heringebruikname
- saucijzenbroodje
- leenwoordenschat
- spreekwoordenboek