omvoegsel
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- circumfix
Etymology
Compound from Dutch, Flemish om (around) + Dutch, Flemish voegsel.
Origin
Dutch (Brabantic)
voegsel
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterom Dutch, Flemish
- achtervoegsel Dutch, Flemish
- invoegsel Dutch, Flemish
- om Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- omdopen Dutch, Flemish
- omdraaien Dutch, Flemish
- omdrinken Dutch, Flemish
- omgaan Dutch, Flemish
- omgang Dutch, Flemish
- omhakken Dutch, Flemish
- omhoog Dutch, Flemish
- omkeer Dutch, Flemish
- omkeren Dutch, Flemish
- omkijken Dutch, Flemish
- omkleden Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- omkopen Dutch, Flemish
- omlaag Dutch, Flemish
- omleggen Dutch, Flemish
- omleiden Dutch, Flemish
- omloop Dutch, Flemish
- omlopen Dutch, Flemish
- ommekeer Dutch, Flemish
- ommetje Dutch, Flemish
- omrekenen Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- omroep Dutch, Flemish
- omroepen Dutch, Flemish
- omslaan Dutch, Flemish
- omslag Dutch, Flemish
- omspringen Dutch, Flemish
- omstaan Dutch, Flemish
- omstander Dutch, Flemish
- omstandig Dutch, Flemish
- omstandigheid Dutch, Flemish
- omstreek Dutch, Flemish
- omtoveren Dutch, Flemish
- omtrek Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- omver Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- omvolking Dutch, Flemish
- omvormen Dutch, Flemish
- omwaaien Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- omwentelen Dutch, Flemish
- omwoelen Dutch, Flemish
- omzet Dutch, Flemish
- omzichtig Dutch, Flemish
- omzien Dutch, Flemish
- omzomen Dutch, Flemish
- omzwermen Dutch, Flemish
- omzwerven Dutch, Flemish
- omzweven Dutch, Flemish
- rondom Dutch, Flemish
- voegen Dutch, Flemish
- voegsel Dutch, Flemish
- waarom Dutch, Flemish
- ombe Middle Dutch
- om
- omver
- omweg
- omzet
- omloop
- voegen
- omgang
- waarom
- omkeer
- omlaag
- omhoog
- ombouw
- omroep
- omgaan
- omzien
- omslag
- omtrek
- rondom
- omkomen
- omlopen
- omkeren
- omstaan
- omslaan
- ommetje
- omzomen
- omdopen
- voegsel
- omkopen
- omkijken
- omwoelen
- achterom
- omroepen
- omwaaien
- omzweven
- omleggen
- omvallen
- omstreek
- omleiden
- omvormen
- omkleden
- omrijden
- ommekeer
- omhakken
- omstander
- invoegsel
- omtoveren
- omtrekken
- omstandig
- omdrinken
- ombrengen
- omvolking
- omzichtig
- omvliegen
- omrekenen
- omzwerven
- omdraaien
- omzwermen
- omwentelen
- omspringen
- omstandigheid
- achtervoegsel