omzichtig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- cautious, discreet, prudent
Etymology
Affix from Dutch, Flemish om (around) + Dutch, Flemish zicht (sickle, sight, view).
Origin
Dutch (Brabantic)
zicht
Gloss
sickle, sight, view
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
鎌
Emoji
🌛 🌜️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterom Dutch, Flemish
- doorzichtig Dutch, Flemish
- gezicht Dutch, Flemish
- inzicht Dutch, Flemish
- kortzichtig Dutch, Flemish
- om Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- omdopen Dutch, Flemish
- omdraaien Dutch, Flemish
- omdrinken Dutch, Flemish
- omgaan Dutch, Flemish
- omgang Dutch, Flemish
- omhakken Dutch, Flemish
- omhoog Dutch, Flemish
- omkeer Dutch, Flemish
- omkeren Dutch, Flemish
- omkijken Dutch, Flemish
- omkleden Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- omkopen Dutch, Flemish
- omlaag Dutch, Flemish
- omleggen Dutch, Flemish
- omleiden Dutch, Flemish
- omloop Dutch, Flemish
- omlopen Dutch, Flemish
- ommekeer Dutch, Flemish
- ommetje Dutch, Flemish
- omrekenen Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- omroep Dutch, Flemish
- omroepen Dutch, Flemish
- omslaan Dutch, Flemish
- omslag Dutch, Flemish
- omspringen Dutch, Flemish
- omstaan Dutch, Flemish
- omstander Dutch, Flemish
- omstandig Dutch, Flemish
- omstandigheid Dutch, Flemish
- omstreek Dutch, Flemish
- omtoveren Dutch, Flemish
- omtrek Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- omver Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- omvoegsel Dutch, Flemish
- omvolking Dutch, Flemish
- omvormen Dutch, Flemish
- omwaaien Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- omwentelen Dutch, Flemish
- omwoelen Dutch, Flemish
- omzet Dutch, Flemish
- omzichtigheid Dutch, Flemish
- omzien Dutch, Flemish
- omzomen Dutch, Flemish
- omzwermen Dutch, Flemish
- omzwerven Dutch, Flemish
- omzweven Dutch, Flemish
- onderwaterzicht Dutch, Flemish
- opzicht Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- rondom Dutch, Flemish
- toezicht Dutch, Flemish
- uitzicht Dutch, Flemish
- vooruitzicht Dutch, Flemish
- voorzicht Dutch, Flemish
- waarom Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- zichtbaar Dutch, Flemish
- zichtrekening Dutch, Flemish
- ombe Middle Dutch
- sichte Middle Dutch
- om
- omver
- omweg
- zicht
- omzet
- omloop
- waarom
- omlaag
- ombouw
- omzien
- omgang
- omkeer
- omhoog
- omroep
- omgaan
- omslag
- omtrek
- rondom
- omkomen
- omkeren
- omstaan
- gezicht
- inzicht
- omzomen
- omdopen
- omlopen
- omslaan
- opzicht
- ommetje
- omkopen
- omkijken
- achterom
- omroepen
- toezicht
- omwaaien
- omzweven
- omvallen
- uitzicht
- omkleden
- omrijden
- ommekeer
- omhakken
- omwoelen
- omleggen
- omstreek
- omleiden
- omvormen
- omstander
- omvoegsel
- omvolking
- omrekenen
- overzicht
- omdraaien
- omtoveren
- omtrekken
- omstandig
- omdrinken
- ombrengen
- voorzicht
- omvliegen
- omzwerven
- zichtbaar
- omzwermen
- omwentelen
- omspringen
- kortzichtig
- doorzichtig
- vooruitzicht
- zichtrekening
- omstandigheid
- omzichtigheid
- onderwaterzicht