omleggen
Dutch (Brabantic)
/ˈɔmˌlɛ.ɣə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to snuff, to off
Etymology
Compound from Dutch, Flemish om (around) + Dutch, Flemish leggen (lay).
Origin
Dutch (Brabantic)
leggen
Gloss
lay
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanleggen Dutch, Flemish
- achterom Dutch, Flemish
- afleggen Dutch, Flemish
- beleggen Dutch, Flemish
- blootleggen Dutch, Flemish
- droogleggen Dutch, Flemish
- legboor Dutch, Flemish
- leggen Dutch, Flemish
- legger Dutch, Flemish
- legging Dutch, Flemish
- leghen Dutch, Flemish
- legkip Dutch, Flemish
- neerleggen Dutch, Flemish
- om Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- ombrengen Dutch, Flemish
- omdopen Dutch, Flemish
- omdraaien Dutch, Flemish
- omdrinken Dutch, Flemish
- omgaan Dutch, Flemish
- omgang Dutch, Flemish
- omhakken Dutch, Flemish
- omhoog Dutch, Flemish
- omkeer Dutch, Flemish
- omkeren Dutch, Flemish
- omkijken Dutch, Flemish
- omkleden Dutch, Flemish
- omkomen Dutch, Flemish
- omkopen Dutch, Flemish
- omlaag Dutch, Flemish
- omleiden Dutch, Flemish
- omloop Dutch, Flemish
- omlopen Dutch, Flemish
- ommekeer Dutch, Flemish
- ommetje Dutch, Flemish
- omrekenen Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- omroep Dutch, Flemish
- omroepen Dutch, Flemish
- omslaan Dutch, Flemish
- omslag Dutch, Flemish
- omspringen Dutch, Flemish
- omstaan Dutch, Flemish
- omstander Dutch, Flemish
- omstandig Dutch, Flemish
- omstandigheid Dutch, Flemish
- omstreek Dutch, Flemish
- omtoveren Dutch, Flemish
- omtrek Dutch, Flemish
- omtrekken Dutch, Flemish
- omvallen Dutch, Flemish
- omver Dutch, Flemish
- omvliegen Dutch, Flemish
- omvoegsel Dutch, Flemish
- omvolking Dutch, Flemish
- omvormen Dutch, Flemish
- omwaaien Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- omwentelen Dutch, Flemish
- omwoelen Dutch, Flemish
- omzet Dutch, Flemish
- omzichtig Dutch, Flemish
- omzien Dutch, Flemish
- omzomen Dutch, Flemish
- omzwermen Dutch, Flemish
- omzwerven Dutch, Flemish
- omzweven Dutch, Flemish
- onderlegger Dutch, Flemish
- overleggen Dutch, Flemish
- rondom Dutch, Flemish
- uitleggen Dutch, Flemish
- voorleggen Dutch, Flemish
- waarom Dutch, Flemish
- weerleggen Dutch, Flemish
- wegleggen Dutch, Flemish
- leggen Middle Dutch
- ombe Middle Dutch
- lê Afrikaans
- om
- omweg
- omver
- omzet
- omloop
- waarom
- omlaag
- omgang
- leghen
- legger
- leggen
- omroep
- omgaan
- omslag
- omtrek
- ombouw
- rondom
- legkip
- omzien
- omkeer
- omhoog
- omkomen
- legboor
- omdopen
- omkeren
- omstaan
- omzomen
- omlopen
- omslaan
- ommetje
- legging
- omkopen
- omroepen
- omwaaien
- omrijden
- ommekeer
- omwoelen
- beleggen
- afleggen
- omstreek
- omkijken
- achterom
- omzweven
- omvallen
- omkleden
- omhakken
- omleiden
- omvormen
- omvolking
- omdraaien
- omtoveren
- omtrekken
- omstandig
- omdrinken
- ombrengen
- omvliegen
- uitleggen
- omzwermen
- omstander
- omvoegsel
- aanleggen
- wegleggen
- omrekenen
- omzichtig
- omzwerven
- overleggen
- voorleggen
- neerleggen
- weerleggen
- omwentelen
- omspringen
- onderlegger
- blootleggen
- droogleggen
- omstandigheid