doorkijkjurk
Dutch (Brabantic)
/ˈdoːr.kɛi̯kˌjʏrk/
noun
Definitions
- A see-through dress.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish door (through) + Dutch, Flemish kijken (look, wach)+ Dutch, Flemish jurk (dress).
Origin
Dutch (Brabantic)
jurk
Gloss
dress
Concept
Semantic Field
Clothing and grooming
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
👗 👩🎤 🥻
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aankijken Dutch, Flemish
- achteromkijken Dutch, Flemish
- achteruitkijkspiegel Dutch, Flemish
- afkijken Dutch, Flemish
- avondjurk Dutch, Flemish
- bekijken Dutch, Flemish
- binnendoor Dutch, Flemish
- bloemetjesjurk Dutch, Flemish
- bruidsjurk Dutch, Flemish
- comakijken Dutch, Flemish
- door Dutch, Flemish
- doorbladeren Dutch, Flemish
- doorbraak Dutch, Flemish
- doorbreken Dutch, Flemish
- doorbrengen Dutch, Flemish
- doordeweek Dutch, Flemish
- doordrammen Dutch, Flemish
- doordrijven Dutch, Flemish
- doordringen Dutch, Flemish
- doorgaan Dutch, Flemish
- doorgang Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- doorhebben Dutch, Flemish
- doorheen Dutch, Flemish
- doorhelpen Dutch, Flemish
- doorkijkbloes Dutch, Flemish
- doorkijkblouse Dutch, Flemish
- doorkijkkleding Dutch, Flemish
- doorkijkkleren Dutch, Flemish
- doorkoelen Dutch, Flemish
- doorkrijgen Dutch, Flemish
- doorlaten Dutch, Flemish
- doorlezen Dutch, Flemish
- doorprikken Dutch, Flemish
- doorschakelen Dutch, Flemish
- doorscheuren Dutch, Flemish
- doorschieten Dutch, Flemish
- doorschuiven Dutch, Flemish
- doorslag Dutch, Flemish
- doorslikken Dutch, Flemish
- doorsnee Dutch, Flemish
- doorsnijden Dutch, Flemish
- doorstart Dutch, Flemish
- doorstrepen Dutch, Flemish
- doorsturen Dutch, Flemish
- doortikken Dutch, Flemish
- doortocht Dutch, Flemish
- doorvertellen Dutch, Flemish
- doorvoeren Dutch, Flemish
- doorwaadbaar Dutch, Flemish
- doorweg Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- doorzagen Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- doorzichtig Dutch, Flemish
- doorzonwoning Dutch, Flemish
- jurk Dutch, Flemish
- kiekeboe Dutch, Flemish
- kijkdoos Dutch, Flemish
- kijken Dutch, Flemish
- kijker Dutch, Flemish
- kijkoperatie Dutch, Flemish
- kijkspel Dutch, Flemish
- klokkijken Dutch, Flemish
- nakijken Dutch, Flemish
- neerkijken Dutch, Flemish
- omkijken Dutch, Flemish
- onderjurk Dutch, Flemish
- opkijken Dutch, Flemish
- overkijken Dutch, Flemish
- positiejurk Dutch, Flemish
- scheurjurk Dutch, Flemish
- soepjurk Dutch, Flemish
- terugkijken Dutch, Flemish
- toekijken Dutch, Flemish
- trouwjurk Dutch, Flemish
- tussendoor Dutch, Flemish
- uitkijken Dutch, Flemish
- verkijken Dutch, Flemish
- vooruitkijken Dutch, Flemish
- wegkijken Dutch, Flemish
- zomerjurk Dutch, Flemish
- jurk Indonesian
- dōre Middle Dutch
- kiken Middle Dutch
- kyk Afrikaans
- jurk
- door
- kijken
- kijker
- doorweg
- omkijken
- doorsnee
- kijkspel
- opkijken
- doorgaan
- afkijken
- doorheen
- soepjurk
- doorgang
- kiekeboe
- doorslag
- bekijken
- kijkdoos
- nakijken
- doorstart
- doorlaten
- aankijken
- wegkijken
- doorzagen
- doorlezen
- doorbraak
- zomerjurk
- doorgeven
- avondjurk
- onderjurk
- verkijken
- doortocht
- toekijken
- uitkijken
- trouwjurk
- doortikken
- bruidsjurk
- doorvoeren
- tussendoor
- doorkoelen
- scheurjurk
- neerkijken
- binnendoor
- doorhelpen
- klokkijken
- doordeweek
- doorzetten
- comakijken
- overkijken
- doorwerken
- doorbreken
- doorsturen
- doorhebben
- doorsnijden
- doorprikken
- doordrijven
- doorkrijgen
- doorbrengen
- doordrammen
- doorslikken
- positiejurk
- doordringen
- terugkijken
- doorzichtig
- doorstrepen
- doorwaadbaar
- doorbladeren
- doorscheuren
- doorschuiven
- kijkoperatie
- doorschieten
- doorzonwoning
- doorschakelen
- doorvertellen
- doorkijkbloes
- vooruitkijken
- doorkijkblouse
- doorkijkkleren
- achteromkijken
- bloemetjesjurk
- doorkijkkleding
- achteruitkijkspiegel