doorvertellen
Dutch (Brabantic)
/ˈdoːrvərtɛlə(n)/
verb
Definitions
- (intransitive) to continue telling a story
- (transitive) to pass on (by word of mouth)
Etymology
Compound from Dutch, Flemish door (through) + Dutch, Flemish vertellen (tell).
Origin
Dutch (Brabantic)
vertellen
Gloss
tell
Concept
Semantic Field
Speech and language
Ontological Category
Action/Process
Kanji
告
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnendoor Dutch, Flemish
- door Dutch, Flemish
- doorbladeren Dutch, Flemish
- doorbraak Dutch, Flemish
- doorbreken Dutch, Flemish
- doorbrengen Dutch, Flemish
- doordeweek Dutch, Flemish
- doordrammen Dutch, Flemish
- doordrijven Dutch, Flemish
- doordringen Dutch, Flemish
- doorgaan Dutch, Flemish
- doorgang Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- doorhebben Dutch, Flemish
- doorheen Dutch, Flemish
- doorhelpen Dutch, Flemish
- doorkijkbloes Dutch, Flemish
- doorkijkblouse Dutch, Flemish
- doorkijkjurk Dutch, Flemish
- doorkijkkleding Dutch, Flemish
- doorkijkkleren Dutch, Flemish
- doorkoelen Dutch, Flemish
- doorkrijgen Dutch, Flemish
- doorlaten Dutch, Flemish
- doorlezen Dutch, Flemish
- doorprikken Dutch, Flemish
- doorschakelen Dutch, Flemish
- doorscheuren Dutch, Flemish
- doorschieten Dutch, Flemish
- doorschuiven Dutch, Flemish
- doorslag Dutch, Flemish
- doorslikken Dutch, Flemish
- doorsnee Dutch, Flemish
- doorsnijden Dutch, Flemish
- doorstart Dutch, Flemish
- doorstrepen Dutch, Flemish
- doorsturen Dutch, Flemish
- doortikken Dutch, Flemish
- doortocht Dutch, Flemish
- doorvoeren Dutch, Flemish
- doorwaadbaar Dutch, Flemish
- doorweg Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- doorzagen Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- doorzichtig Dutch, Flemish
- doorzonwoning Dutch, Flemish
- tellen Dutch, Flemish
- tussendoor Dutch, Flemish
- vertellen Dutch, Flemish
- verteller Dutch, Flemish
- vertelling Dutch, Flemish
- vertelster Dutch, Flemish
- dōre Middle Dutch
- vertellen Middle Dutch
- vertel Afrikaans
- door
- tellen
- doorweg
- doorsnee
- doorgaan
- doorgang
- doorslag
- doorheen
- doorstart
- doorlaten
- doorzagen
- doorlezen
- doorbraak
- doorgeven
- verteller
- doortocht
- vertellen
- vertelling
- doortikken
- doorvoeren
- tussendoor
- doorkoelen
- binnendoor
- doorhelpen
- doorhebben
- vertelster
- doordeweek
- doorzetten
- doorwerken
- doorbreken
- doorsturen
- doorsnijden
- doorprikken
- doordrijven
- doorkrijgen
- doorbrengen
- doordrammen
- doorslikken
- doordringen
- doorzichtig
- doorstrepen
- doorwaadbaar
- doorbladeren
- doorscheuren
- doorschuiven
- doorkijkjurk
- doorschieten
- doorzonwoning
- doorschakelen
- doorkijkbloes
- doorkijkblouse
- doorkijkkleren
- doorkijkkleding