doorzichtig
Dutch (Brabantic)
adj
Definitions
- transparent
Etymology
Affix from Dutch, Flemish door (through) + Dutch, Flemish zicht (sickle, sight, view).
Origin
Dutch (Brabantic)
zicht
Gloss
sickle, sight, view
Concept
Semantic Field
Basic actions and technology
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
鎌
Emoji
🌛 🌜️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnendoor Dutch, Flemish
- door Dutch, Flemish
- doorbladeren Dutch, Flemish
- doorbraak Dutch, Flemish
- doorbreken Dutch, Flemish
- doorbrengen Dutch, Flemish
- doordeweek Dutch, Flemish
- doordrammen Dutch, Flemish
- doordrijven Dutch, Flemish
- doordringen Dutch, Flemish
- doorgaan Dutch, Flemish
- doorgang Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- doorhebben Dutch, Flemish
- doorheen Dutch, Flemish
- doorhelpen Dutch, Flemish
- doorkijkbloes Dutch, Flemish
- doorkijkblouse Dutch, Flemish
- doorkijkjurk Dutch, Flemish
- doorkijkkleding Dutch, Flemish
- doorkijkkleren Dutch, Flemish
- doorkoelen Dutch, Flemish
- doorkrijgen Dutch, Flemish
- doorlaten Dutch, Flemish
- doorlezen Dutch, Flemish
- doorprikken Dutch, Flemish
- doorschakelen Dutch, Flemish
- doorscheuren Dutch, Flemish
- doorschieten Dutch, Flemish
- doorschuiven Dutch, Flemish
- doorslag Dutch, Flemish
- doorslikken Dutch, Flemish
- doorsnee Dutch, Flemish
- doorsnijden Dutch, Flemish
- doorstart Dutch, Flemish
- doorstrepen Dutch, Flemish
- doorsturen Dutch, Flemish
- doortikken Dutch, Flemish
- doortocht Dutch, Flemish
- doorvertellen Dutch, Flemish
- doorvoeren Dutch, Flemish
- doorwaadbaar Dutch, Flemish
- doorweg Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- doorzagen Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- doorzichtigheid Dutch, Flemish
- doorzonwoning Dutch, Flemish
- gezicht Dutch, Flemish
- inzicht Dutch, Flemish
- kortzichtig Dutch, Flemish
- omzichtig Dutch, Flemish
- onderwaterzicht Dutch, Flemish
- ondoorzichtig Dutch, Flemish
- opzicht Dutch, Flemish
- overzicht Dutch, Flemish
- toezicht Dutch, Flemish
- tussendoor Dutch, Flemish
- uitzicht Dutch, Flemish
- vooruitzicht Dutch, Flemish
- voorzicht Dutch, Flemish
- zicht Dutch, Flemish
- zichtbaar Dutch, Flemish
- zichtrekening Dutch, Flemish
- dōre Middle Dutch
- sichte Middle Dutch
- door
- zicht
- doorweg
- gezicht
- inzicht
- opzicht
- doorsnee
- toezicht
- doorgaan
- uitzicht
- doorgang
- doorslag
- doorheen
- doorstart
- doorlaten
- doorzagen
- doorlezen
- doorbraak
- doorgeven
- overzicht
- doortocht
- voorzicht
- omzichtig
- zichtbaar
- doortikken
- doorvoeren
- tussendoor
- doorkoelen
- binnendoor
- doorhelpen
- doorhebben
- doordeweek
- doorzetten
- doorwerken
- doorbreken
- doorsturen
- doorsnijden
- doorprikken
- doordrijven
- doorkrijgen
- doorbrengen
- doordrammen
- doorslikken
- kortzichtig
- doordringen
- doorstrepen
- vooruitzicht
- doorwaadbaar
- doorbladeren
- doorscheuren
- doorschuiven
- doorkijkjurk
- doorschieten
- doorzonwoning
- zichtrekening
- doorschakelen
- doorvertellen
- doorkijkbloes
- ondoorzichtig
- doorkijkblouse
- doorkijkkleren
- doorzichtigheid
- onderwaterzicht
- doorkijkkleding