doorweg
Dutch (Brabantic)
/ˈdoːr.ʋɛx/
noun
Definitions
- A passageway way or route that offers access to something.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish door (through) + Dutch, Flemish weg (road, way, away, path).
Origin
Dutch (Brabantic)
weg
Gloss
road, way, away, path
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
道, 路
Emoji
🛣️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- E-weg Dutch, Flemish
- Melkweg Dutch, Flemish
- asfaltweg Dutch, Flemish
- autoweg Dutch, Flemish
- binnendoor Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- botweg Dutch, Flemish
- diedenweg Dutch, Flemish
- domweg Dutch, Flemish
- doolweg Dutch, Flemish
- door Dutch, Flemish
- doorbladeren Dutch, Flemish
- doorbraak Dutch, Flemish
- doorbreken Dutch, Flemish
- doorbrengen Dutch, Flemish
- doordeweek Dutch, Flemish
- doordrammen Dutch, Flemish
- doordrijven Dutch, Flemish
- doordringen Dutch, Flemish
- doorgaan Dutch, Flemish
- doorgang Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- doorhebben Dutch, Flemish
- doorheen Dutch, Flemish
- doorhelpen Dutch, Flemish
- doorkijkbloes Dutch, Flemish
- doorkijkblouse Dutch, Flemish
- doorkijkjurk Dutch, Flemish
- doorkijkkleding Dutch, Flemish
- doorkijkkleren Dutch, Flemish
- doorkoelen Dutch, Flemish
- doorkrijgen Dutch, Flemish
- doorlaten Dutch, Flemish
- doorlezen Dutch, Flemish
- doorprikken Dutch, Flemish
- doorschakelen Dutch, Flemish
- doorscheuren Dutch, Flemish
- doorschieten Dutch, Flemish
- doorschuiven Dutch, Flemish
- doorslag Dutch, Flemish
- doorslikken Dutch, Flemish
- doorsnee Dutch, Flemish
- doorsnijden Dutch, Flemish
- doorstart Dutch, Flemish
- doorstrepen Dutch, Flemish
- doorsturen Dutch, Flemish
- doortikken Dutch, Flemish
- doortocht Dutch, Flemish
- doorvertellen Dutch, Flemish
- doorvoeren Dutch, Flemish
- doorwaadbaar Dutch, Flemish
- doorwerken Dutch, Flemish
- doorzagen Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- doorzichtig Dutch, Flemish
- doorzonwoning Dutch, Flemish
- hoofdweg Dutch, Flemish
- lijdensweg Dutch, Flemish
- luchtweg Dutch, Flemish
- middenweg Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- parallelweg Dutch, Flemish
- remweg Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- rijweg Dutch, Flemish
- ringweg Dutch, Flemish
- rondweg Dutch, Flemish
- sluipweg Dutch, Flemish
- snelweg Dutch, Flemish
- spoorweg Dutch, Flemish
- straatweg Dutch, Flemish
- teweegbrengen Dutch, Flemish
- tolweg Dutch, Flemish
- tramweg Dutch, Flemish
- tussendoor Dutch, Flemish
- uitweg Dutch, Flemish
- vaarweg Dutch, Flemish
- ventweg Dutch, Flemish
- vluchtweg Dutch, Flemish
- waterweg Dutch, Flemish
- weegbree Dutch, Flemish
- weg Dutch, Flemish
- wegaanduiding Dutch, Flemish
- wegconcurreren Dutch, Flemish
- wegdek Dutch, Flemish
- wegdoen Dutch, Flemish
- wegebben Dutch, Flemish
- wegenaanleg Dutch, Flemish
- wegenbelasting Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- wegennet Dutch, Flemish
- wegens Dutch, Flemish
- weggaan Dutch, Flemish
- weggebruiker Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- weggooien Dutch, Flemish
- weghelpen Dutch, Flemish
- wegkijken Dutch, Flemish
- wegkwijnen Dutch, Flemish
- weglaten Dutch, Flemish
- wegleggen Dutch, Flemish
- weglopen Dutch, Flemish
- wegmisbruiker Dutch, Flemish
- wegnemen Dutch, Flemish
- wegpiraat Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- wegrestaurant Dutch, Flemish
- wegrit Dutch, Flemish
- wegslepen Dutch, Flemish
- wegsluipen Dutch, Flemish
- wegstemmen Dutch, Flemish
- wegsterven Dutch, Flemish
- wegsturen Dutch, Flemish
- wegvagen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wegverkeer Dutch, Flemish
- wegversperring Dutch, Flemish
- wegvervoer Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- wegvoeren Dutch, Flemish
- wegwaaien Dutch, Flemish
- wegwaarts Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- wegwerkzaamheid Dutch, Flemish
- wegwerpen Dutch, Flemish
- wegwezen Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zandweg Dutch, Flemish
- dōre Middle Dutch
- wech Middle Dutch
- weg Afrikaans
- weg
- door
- omweg
- E-weg
- wegens
- uitweg
- wegrit
- botweg
- rijweg
- domweg
- remweg
- tolweg
- wegdek
- vaarweg
- zandweg
- autoweg
- weggaan
- doolweg
- ringweg
- wegpunt
- snelweg
- ventweg
- tramweg
- Melkweg
- wegdoen
- rondweg
- overweg
- doorsnee
- wegwezen
- wegebben
- doorgaan
- spoorweg
- doorgang
- waterweg
- weglopen
- doorslag
- wegvagen
- rijksweg
- sluipweg
- wegnemen
- doorheen
- luchtweg
- weggeven
- weegbree
- hoofdweg
- weglaten
- wegennet
- doorstart
- doorlaten
- wegkijken
- middenweg
- wegsturen
- doorlezen
- wegenbouw
- weghelpen
- doortocht
- binnenweg
- wegwerpen
- vluchtweg
- asfaltweg
- wegwaaien
- wegslepen
- doorzagen
- wegwaarts
- wegleggen
- doorbraak
- diedenweg
- straatweg
- doorgeven
- wegpiraat
- wegvoeren
- weggooien
- wegvallen
- wegzetten
- wegwerken
- doorvoeren
- tussendoor
- wegverkeer
- doorkoelen
- lijdensweg
- binnendoor
- doorzetten
- doorbreken
- doorsturen
- doorhebben
- wegsluipen
- wegsterven
- doortikken
- wegkwijnen
- wegvervoer
- wegstemmen
- doorhelpen
- doordeweek
- doorwerken
- wegvliegen
- doorprikken
- doordrijven
- doordringen
- doorzichtig
- doorstrepen
- doorsnijden
- wegenaanleg
- parallelweg
- doorkrijgen
- doorbrengen
- doordrammen
- doorslikken
- doorbladeren
- doorscheuren
- doorkijkjurk
- weggebruiker
- doorwaadbaar
- doorschuiven
- doorschieten
- wegmisbruiker
- doorschakelen
- teweegbrengen
- doorkijkbloes
- wegaanduiding
- doorzonwoning
- doorvertellen
- wegrestaurant
- doorkijkblouse
- doorkijkkleren
- wegversperring
- wegconcurreren
- wegenbelasting
- wegwerkzaamheid
- doorkijkkleding