rijweg
Dutch (Brabantic)
/ˈrɛi̯.ʋɛx/
noun
Definitions
- road or portion of a road intended for use by (motorised) vehicles; roadway
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rijden (ride, drive) + Dutch, Flemish weg (road, way, away, path).
Origin
Dutch (Brabantic)
weg
Gloss
road, way, away, path
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
道, 路
Emoji
🛣️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- E-weg Dutch, Flemish
- Melkweg Dutch, Flemish
- aanrijden Dutch, Flemish
- asfaltweg Dutch, Flemish
- autoweg Dutch, Flemish
- berijden Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- botweg Dutch, Flemish
- diedenweg Dutch, Flemish
- domweg Dutch, Flemish
- doodrijden Dutch, Flemish
- doolweg Dutch, Flemish
- doorweg Dutch, Flemish
- gansrijden Dutch, Flemish
- grijsrijden Dutch, Flemish
- hoofdweg Dutch, Flemish
- inrijden Dutch, Flemish
- lijdensweg Dutch, Flemish
- luchtweg Dutch, Flemish
- middenweg Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- overrijden Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- parallelweg Dutch, Flemish
- remweg Dutch, Flemish
- rijbaan Dutch, Flemish
- rijbewijs Dutch, Flemish
- rijden Dutch, Flemish
- rijder Dutch, Flemish
- rijdier Dutch, Flemish
- rijgedrag Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- rijkunst Dutch, Flemish
- rijles Dutch, Flemish
- rijontzegging Dutch, Flemish
- rijpaard Dutch, Flemish
- rijschool Dutch, Flemish
- rijstrook Dutch, Flemish
- rijtuig Dutch, Flemish
- rijverbod Dutch, Flemish
- rijwiel Dutch, Flemish
- rijzweep Dutch, Flemish
- ringweg Dutch, Flemish
- rondweg Dutch, Flemish
- roodrijder Dutch, Flemish
- schaatsenrijden Dutch, Flemish
- sluipweg Dutch, Flemish
- snelweg Dutch, Flemish
- spoorweg Dutch, Flemish
- straatweg Dutch, Flemish
- teweegbrengen Dutch, Flemish
- tolweg Dutch, Flemish
- tramweg Dutch, Flemish
- uitweg Dutch, Flemish
- vaarweg Dutch, Flemish
- ventweg Dutch, Flemish
- vluchtweg Dutch, Flemish
- waterweg Dutch, Flemish
- weegbree Dutch, Flemish
- weg Dutch, Flemish
- wegaanduiding Dutch, Flemish
- wegconcurreren Dutch, Flemish
- wegdek Dutch, Flemish
- wegdoen Dutch, Flemish
- wegebben Dutch, Flemish
- wegenaanleg Dutch, Flemish
- wegenbelasting Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- wegennet Dutch, Flemish
- wegens Dutch, Flemish
- weggaan Dutch, Flemish
- weggebruiker Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- weggooien Dutch, Flemish
- weghelpen Dutch, Flemish
- wegkijken Dutch, Flemish
- wegkwijnen Dutch, Flemish
- weglaten Dutch, Flemish
- wegleggen Dutch, Flemish
- weglopen Dutch, Flemish
- wegmisbruiker Dutch, Flemish
- wegnemen Dutch, Flemish
- wegpiraat Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- wegrestaurant Dutch, Flemish
- wegrit Dutch, Flemish
- wegslepen Dutch, Flemish
- wegsluipen Dutch, Flemish
- wegstemmen Dutch, Flemish
- wegsterven Dutch, Flemish
- wegsturen Dutch, Flemish
- wegvagen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wegverkeer Dutch, Flemish
- wegversperring Dutch, Flemish
- wegvervoer Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- wegvoeren Dutch, Flemish
- wegwaaien Dutch, Flemish
- wegwaarts Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- wegwerkzaamheid Dutch, Flemish
- wegwerpen Dutch, Flemish
- wegwezen Dutch, Flemish
- wegzetten Dutch, Flemish
- zandweg Dutch, Flemish
- zwartrijden Dutch, Flemish
- riden Middle Dutch
- wech Middle Dutch
- weg Afrikaans
- rèi Sranan Tongo
- weg
- omweg
- E-weg
- wegens
- uitweg
- wegrit
- botweg
- domweg
- remweg
- tolweg
- rijden
- rijles
- wegdek
- rijder
- vaarweg
- doorweg
- rijwiel
- rijbaan
- rijdier
- zandweg
- autoweg
- weggaan
- doolweg
- ringweg
- rijtuig
- wegpunt
- snelweg
- ventweg
- tramweg
- Melkweg
- wegdoen
- rondweg
- overweg
- wegwezen
- wegebben
- omrijden
- spoorweg
- rijzweep
- waterweg
- weglopen
- wegvagen
- rijksweg
- sluipweg
- wegnemen
- luchtweg
- rijkunst
- rijpaard
- weggeven
- berijden
- weegbree
- hoofdweg
- weglaten
- inrijden
- wegennet
- rijbewijs
- rijschool
- wegkijken
- middenweg
- wegsturen
- wegenbouw
- weghelpen
- binnenweg
- rijgedrag
- rijstrook
- wegwerpen
- vluchtweg
- rijverbod
- asfaltweg
- wegwaaien
- wegslepen
- aanrijden
- wegwaarts
- wegleggen
- diedenweg
- straatweg
- wegpiraat
- wegvoeren
- weggooien
- wegvallen
- wegzetten
- wegwerken
- doodrijden
- wegverkeer
- overrijden
- roodrijder
- lijdensweg
- gansrijden
- wegsluipen
- wegsterven
- wegkwijnen
- wegvervoer
- wegstemmen
- wegvliegen
- zwartrijden
- wegenaanleg
- parallelweg
- grijsrijden
- weggebruiker
- wegmisbruiker
- teweegbrengen
- wegaanduiding
- wegrestaurant
- rijontzegging
- wegversperring
- wegconcurreren
- wegenbelasting
- schaatsenrijden
- wegwerkzaamheid