wegzetten
Dutch (Brabantic)
verb
Definitions
- to put away, set aside
Etymology
Compound from Dutch, Flemish weg (road, way, away, path) + Dutch, Flemish zetten (set, put, make, insert, typeset, prepare).
Origin
Dutch (Brabantic)
zetten
Gloss
set, put, make, insert, typeset, prepare
Concept
Semantic Field
The physical world
Ontological Category
Action/Process
Emoji
📐
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- E-weg Dutch, Flemish
- Melkweg Dutch, Flemish
- aanzetten Dutch, Flemish
- achterzetsel Dutch, Flemish
- afzetten Dutch, Flemish
- asfaltweg Dutch, Flemish
- autoweg Dutch, Flemish
- bezetten Dutch, Flemish
- bijzetten Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- botweg Dutch, Flemish
- diedenweg Dutch, Flemish
- domweg Dutch, Flemish
- doolweg Dutch, Flemish
- doorweg Dutch, Flemish
- doorzetten Dutch, Flemish
- gevangenzetten Dutch, Flemish
- hoofdweg Dutch, Flemish
- inzetten Dutch, Flemish
- klaarzetten Dutch, Flemish
- koffiezetapparaat Dutch, Flemish
- lijdensweg Dutch, Flemish
- luchtweg Dutch, Flemish
- middenweg Dutch, Flemish
- neerzetten Dutch, Flemish
- omweg Dutch, Flemish
- onderzetter Dutch, Flemish
- ontzetten Dutch, Flemish
- openzetten Dutch, Flemish
- opzetten Dutch, Flemish
- overweg Dutch, Flemish
- overzetten Dutch, Flemish
- parallelweg Dutch, Flemish
- rechtzetten Dutch, Flemish
- remweg Dutch, Flemish
- rijksweg Dutch, Flemish
- rijweg Dutch, Flemish
- ringweg Dutch, Flemish
- rondweg Dutch, Flemish
- sluipweg Dutch, Flemish
- snelweg Dutch, Flemish
- spoorweg Dutch, Flemish
- stopzetten Dutch, Flemish
- straatweg Dutch, Flemish
- terugzetten Dutch, Flemish
- teweegbrengen Dutch, Flemish
- tolweg Dutch, Flemish
- tramweg Dutch, Flemish
- uitweg Dutch, Flemish
- uitzetten Dutch, Flemish
- vaarweg Dutch, Flemish
- vastzetten Dutch, Flemish
- ventweg Dutch, Flemish
- verderzetten Dutch, Flemish
- verzetten Dutch, Flemish
- vluchtweg Dutch, Flemish
- voortzetten Dutch, Flemish
- voorzetten Dutch, Flemish
- waterweg Dutch, Flemish
- weegbree Dutch, Flemish
- weg Dutch, Flemish
- wegaanduiding Dutch, Flemish
- wegconcurreren Dutch, Flemish
- wegdek Dutch, Flemish
- wegdoen Dutch, Flemish
- wegebben Dutch, Flemish
- wegenaanleg Dutch, Flemish
- wegenbelasting Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- wegennet Dutch, Flemish
- wegens Dutch, Flemish
- weggaan Dutch, Flemish
- weggebruiker Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- weggooien Dutch, Flemish
- weghelpen Dutch, Flemish
- wegkijken Dutch, Flemish
- wegkwijnen Dutch, Flemish
- weglaten Dutch, Flemish
- wegleggen Dutch, Flemish
- weglopen Dutch, Flemish
- wegmisbruiker Dutch, Flemish
- wegnemen Dutch, Flemish
- wegpiraat Dutch, Flemish
- wegpunt Dutch, Flemish
- wegrestaurant Dutch, Flemish
- wegrit Dutch, Flemish
- wegslepen Dutch, Flemish
- wegsluipen Dutch, Flemish
- wegstemmen Dutch, Flemish
- wegsterven Dutch, Flemish
- wegsturen Dutch, Flemish
- wegvagen Dutch, Flemish
- wegvallen Dutch, Flemish
- wegverkeer Dutch, Flemish
- wegversperring Dutch, Flemish
- wegvervoer Dutch, Flemish
- wegvliegen Dutch, Flemish
- wegvoeren Dutch, Flemish
- wegwaaien Dutch, Flemish
- wegwaarts Dutch, Flemish
- wegwerken Dutch, Flemish
- wegwerkzaamheid Dutch, Flemish
- wegwerpen Dutch, Flemish
- wegwezen Dutch, Flemish
- zandweg Dutch, Flemish
- zetfeil Dutch, Flemish
- zetfout Dutch, Flemish
- zetmeel Dutch, Flemish
- zetpil Dutch, Flemish
- zetsel Dutch, Flemish
- zetten Dutch, Flemish
- *satjaną Proto-Germanic
- *sitjaną Proto-Germanic
- setten Middle Dutch
- wech Middle Dutch
- weg Afrikaans
- weg
- E-weg
- omweg
- wegens
- uitweg
- wegrit
- botweg
- zetpil
- wegdek
- rijweg
- domweg
- remweg
- tolweg
- zetten
- zetsel
- vaarweg
- doorweg
- zetmeel
- wegpunt
- ventweg
- snelweg
- zandweg
- autoweg
- weggaan
- tramweg
- zetfeil
- zetfout
- doolweg
- ringweg
- Melkweg
- wegdoen
- rondweg
- overweg
- weggeven
- weegbree
- hoofdweg
- wegwezen
- wegebben
- weglaten
- bezetten
- spoorweg
- wegennet
- waterweg
- weglopen
- inzetten
- wegvagen
- rijksweg
- sluipweg
- wegnemen
- afzetten
- opzetten
- luchtweg
- wegslepen
- wegkijken
- middenweg
- wegsturen
- wegwaarts
- wegleggen
- verzetten
- diedenweg
- straatweg
- ontzetten
- wegpiraat
- wegenbouw
- uitzetten
- wegvoeren
- weggooien
- weghelpen
- wegvallen
- aanzetten
- binnenweg
- wegwerpen
- vluchtweg
- wegwerken
- bijzetten
- asfaltweg
- wegwaaien
- voorzetten
- wegsterven
- wegkwijnen
- wegvervoer
- wegstemmen
- wegverkeer
- vastzetten
- openzetten
- lijdensweg
- doorzetten
- overzetten
- wegvliegen
- neerzetten
- wegsluipen
- stopzetten
- onderzetter
- wegenaanleg
- parallelweg
- terugzetten
- rechtzetten
- voortzetten
- klaarzetten
- achterzetsel
- weggebruiker
- verderzetten
- wegmisbruiker
- teweegbrengen
- wegrestaurant
- wegaanduiding
- wegenbelasting
- wegversperring
- wegconcurreren
- gevangenzetten
- wegwerkzaamheid
- koffiezetapparaat