tijdgenoot
Dutch (Brabantic)
/ˈtɛi̯t.xəˌnoːt/
noun
Definitions
- A contemporary.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish tijd (time, period, era, age) + Dutch, Flemish genoot (fellow, companion, fellow member, partner, mate).
Origin
Dutch (Brabantic)
genoot
Gloss
fellow, companion, fellow member, partner, mate
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- altijd Dutch, Flemish
- ambtgenoot Dutch, Flemish
- bedgenoot Dutch, Flemish
- bedtijd Dutch, Flemish
- bijtijds Dutch, Flemish
- bloeitijd Dutch, Flemish
- bondgenoot Dutch, Flemish
- bronstijd Dutch, Flemish
- bronsttijd Dutch, Flemish
- buitentijds Dutch, Flemish
- celgenoot Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- deeltijds Dutch, Flemish
- disgenoot Dutch, Flemish
- dorpsgenoot Dutch, Flemish
- echtgenoot Dutch, Flemish
- etenstijd Dutch, Flemish
- gelijktijdig Dutch, Flemish
- geloofsgenoot Dutch, Flemish
- genoot Dutch, Flemish
- genootschap Dutch, Flemish
- genote Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- huisgenoot Dutch, Flemish
- ijstijd Dutch, Flemish
- ijzertijd Dutch, Flemish
- incubatietijd Dutch, Flemish
- intijds Dutch, Flemish
- kersttijd Dutch, Flemish
- kindertijd Dutch, Flemish
- klasgenoot Dutch, Flemish
- koffietijd Dutch, Flemish
- komkommertijd Dutch, Flemish
- laadtijd Dutch, Flemish
- landgenoot Dutch, Flemish
- leeftijd Dutch, Flemish
- lotgenoot Dutch, Flemish
- luiertijd Dutch, Flemish
- maaltijd Dutch, Flemish
- medegenoot Dutch, Flemish
- meesttijds Dutch, Flemish
- middelertijd Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- omlooptijd Dutch, Flemish
- ontij Dutch, Flemish
- oudtijds Dutch, Flemish
- plaatsgenoot Dutch, Flemish
- ploeggenoot Dutch, Flemish
- pruikentijd Dutch, Flemish
- regentijd Dutch, Flemish
- reisgenoot Dutch, Flemish
- rondetijd Dutch, Flemish
- ruimte-tijd Dutch, Flemish
- ruimtetijd Dutch, Flemish
- scheepsgenoot Dutch, Flemish
- schoolgenoot Dutch, Flemish
- slapenstijd Dutch, Flemish
- sluitertijd Dutch, Flemish
- soortgenoot Dutch, Flemish
- stamgenoot Dutch, Flemish
- steentijd Dutch, Flemish
- tijd Dutch, Flemish
- tijdbom Dutch, Flemish
- tijdelijk Dutch, Flemish
- tijdgeest Dutch, Flemish
- tijdig Dutch, Flemish
- tijdlijn Dutch, Flemish
- tijdnood Dutch, Flemish
- tijdopname Dutch, Flemish
- tijdperk Dutch, Flemish
- tijdrekening Dutch, Flemish
- tijdrit Dutch, Flemish
- tijdschaal Dutch, Flemish
- tijdschema Dutch, Flemish
- tijdschrift Dutch, Flemish
- tijdsduur Dutch, Flemish
- tijdsgeest Dutch, Flemish
- tijdslimiet Dutch, Flemish
- tijdsrekening Dutch, Flemish
- tijdstempel Dutch, Flemish
- tijdstip Dutch, Flemish
- tijdsverschil Dutch, Flemish
- tijdvak Dutch, Flemish
- tijdverdrijf Dutch, Flemish
- tochtgenoot Dutch, Flemish
- toentertijd Dutch, Flemish
- tussentijd Dutch, Flemish
- vechtenstijd Dutch, Flemish
- veertigdagentijd Dutch, Flemish
- vent Dutch, Flemish
- vertrektijd Dutch, Flemish
- voltijds Dutch, Flemish
- voortijds Dutch, Flemish
- vroegtijdig Dutch, Flemish
- wachttijd Dutch, Flemish
- zaaitijd Dutch, Flemish
- zendtijd Dutch, Flemish
- genoot Middle Dutch
- tijt Middle Dutch
- tyd Afrikaans
- vent
- tijd
- ontij
- genote
- tijdig
- genoot
- altijd
- tijdvak
- ijstijd
- tijdbom
- tijdrit
- bedtijd
- intijds
- maaltijd
- leeftijd
- tijdperk
- bijtijds
- tijdnood
- zendtijd
- tijdstip
- laadtijd
- zaaitijd
- oudtijds
- voltijds
- tijdlijn
- lotgenoot
- ijzertijd
- luiertijd
- kersttijd
- steentijd
- voortijds
- tijdelijk
- celgenoot
- etenstijd
- regentijd
- wachttijd
- tijdsduur
- bedgenoot
- tijdgeest
- bloeitijd
- rondetijd
- disgenoot
- bronstijd
- deeltijds
- echtgenoot
- ruimtetijd
- bronsttijd
- meesttijds
- tijdschaal
- deelgenoot
- tijdopname
- medegenoot
- tussentijd
- klasgenoot
- ambtgenoot
- tijdschema
- tijdsgeest
- koffietijd
- landgenoot
- bondgenoot
- huisgenoot
- naamgenoot
- stamgenoot
- kindertijd
- reisgenoot
- omlooptijd
- tochtgenoot
- tijdslimiet
- sluitertijd
- toentertijd
- ruimte-tijd
- tijdstempel
- pruikentijd
- dorpsgenoot
- soortgenoot
- buitentijds
- vertrektijd
- tijdschrift
- slapenstijd
- ploeggenoot
- vroegtijdig
- genootschap
- schoolgenoot
- plaatsgenoot
- tijdrekening
- vechtenstijd
- middelertijd
- tijdverdrijf
- gelijktijdig
- handelsgenoot
- scheepsgenoot
- tijdsverschil
- komkommertijd
- tijdsrekening
- geloofsgenoot
- incubatietijd
- veertigdagentijd