genootschap
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- society, association
Etymology
Affix from Dutch, Flemish genoot (fellow, companion, fellow member, partner, mate).
Origin
Dutch (Brabantic)
genoot
Gloss
fellow, companion, fellow member, partner, mate
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- ambtgenoot Dutch, Flemish
- bedgenoot Dutch, Flemish
- bondgenoot Dutch, Flemish
- celgenoot Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- disgenoot Dutch, Flemish
- dorpsgenoot Dutch, Flemish
- echtgenoot Dutch, Flemish
- geloofsgenoot Dutch, Flemish
- genoot Dutch, Flemish
- genote Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- huisgenoot Dutch, Flemish
- kerk Dutch, Flemish
- kerkgenootschap Dutch, Flemish
- klasgenoot Dutch, Flemish
- landgenoot Dutch, Flemish
- lotgenoot Dutch, Flemish
- medegenoot Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- plaatsgenoot Dutch, Flemish
- ploeggenoot Dutch, Flemish
- reisgenoot Dutch, Flemish
- scheepsgenoot Dutch, Flemish
- schoolgenoot Dutch, Flemish
- soortgenoot Dutch, Flemish
- stamgenoot Dutch, Flemish
- tijdgenoot Dutch, Flemish
- tochtgenoot Dutch, Flemish
- vent Dutch, Flemish
- genoot Middle Dutch
- genootskap Afrikaans
- kerk
- vent
- genote
- genoot
- lotgenoot
- disgenoot
- bedgenoot
- celgenoot
- klasgenoot
- ambtgenoot
- landgenoot
- huisgenoot
- naamgenoot
- stamgenoot
- echtgenoot
- reisgenoot
- deelgenoot
- bondgenoot
- tijdgenoot
- medegenoot
- dorpsgenoot
- ploeggenoot
- tochtgenoot
- soortgenoot
- schoolgenoot
- plaatsgenoot
- handelsgenoot
- geloofsgenoot
- scheepsgenoot
- kerkgenootschap