echtgenoot
Dutch (Brabantic)
/ˈɛ(xt)xəˌnoːt/
noun
Definitions
- husband male partner in a marriage
- gender neutral use spouse
Etymology
Affix from Dutch, Flemish echt (marriage, real, wedlock, legally valid, marital, union, legal) + Dutch, Flemish genoot (fellow, companion, fellow member, partner, mate).
Origin
Dutch (Brabantic)
genoot
Gloss
fellow, companion, fellow member, partner, mate
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- ambtgenoot Dutch, Flemish
- bedgenoot Dutch, Flemish
- bondgenoot Dutch, Flemish
- celgenoot Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- disgenoot Dutch, Flemish
- dorpsgenoot Dutch, Flemish
- echt Dutch, Flemish
- echtbreker Dutch, Flemish
- echtgenote Dutch, Flemish
- echtmijding Dutch, Flemish
- echtpaar Dutch, Flemish
- echtscheiding Dutch, Flemish
- geloofsgenoot Dutch, Flemish
- genoot Dutch, Flemish
- genootschap Dutch, Flemish
- genote Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- huisgenoot Dutch, Flemish
- klasgenoot Dutch, Flemish
- landgenoot Dutch, Flemish
- levensecht Dutch, Flemish
- lotgenoot Dutch, Flemish
- medegenoot Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- onecht Dutch, Flemish
- plaatsgenoot Dutch, Flemish
- ploeggenoot Dutch, Flemish
- rasecht Dutch, Flemish
- reisgenoot Dutch, Flemish
- scheepsgenoot Dutch, Flemish
- schoolgenoot Dutch, Flemish
- soortgenoot Dutch, Flemish
- stamgenoot Dutch, Flemish
- tijdgenoot Dutch, Flemish
- tochtgenoot Dutch, Flemish
- vent Dutch, Flemish
- zonecht Dutch, Flemish
- echt Middle Dutch
- genoot Middle Dutch
- eggenoot Afrikaans
- eggenote Afrikaans
- echt
- vent
- genote
- genoot
- onecht
- zonecht
- rasecht
- echtpaar
- lotgenoot
- bedgenoot
- disgenoot
- celgenoot
- landgenoot
- echtbreker
- deelgenoot
- bondgenoot
- levensecht
- medegenoot
- tijdgenoot
- echtgenote
- klasgenoot
- ambtgenoot
- huisgenoot
- naamgenoot
- stamgenoot
- reisgenoot
- dorpsgenoot
- echtmijding
- tochtgenoot
- soortgenoot
- ploeggenoot
- genootschap
- schoolgenoot
- plaatsgenoot
- handelsgenoot
- scheepsgenoot
- echtscheiding
- geloofsgenoot