geloofsgenoot
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈloːfs.xəˌnoːt/
noun
Definitions
- co-religionist, someone of the same religion
Etymology
Compound from Dutch, Flemish geloof (faith) + Dutch, Flemish genoot (fellow, companion, fellow member, partner, mate).
Origin
Dutch (Brabantic)
genoot
Gloss
fellow, companion, fellow member, partner, mate
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- ambtgenoot Dutch, Flemish
- bedgenoot Dutch, Flemish
- bijgeloof Dutch, Flemish
- bondgenoot Dutch, Flemish
- celgenoot Dutch, Flemish
- deelgenoot Dutch, Flemish
- disgenoot Dutch, Flemish
- dorpsgenoot Dutch, Flemish
- echtgenoot Dutch, Flemish
- geloof Dutch, Flemish
- geloofsafval Dutch, Flemish
- geloofsbelijdenis Dutch, Flemish
- geloofsgenote Dutch, Flemish
- geloofsijver Dutch, Flemish
- geloofsovertuiger Dutch, Flemish
- geloofsovertuiging Dutch, Flemish
- geloofwaardig Dutch, Flemish
- gelovig Dutch, Flemish
- genoot Dutch, Flemish
- genootschap Dutch, Flemish
- genote Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- handelsgenoot Dutch, Flemish
- huisgenoot Dutch, Flemish
- klasgenoot Dutch, Flemish
- landgenoot Dutch, Flemish
- lotgenoot Dutch, Flemish
- medegenoot Dutch, Flemish
- naamgenoot Dutch, Flemish
- overgeloof Dutch, Flemish
- plaatsgenoot Dutch, Flemish
- ploeggenoot Dutch, Flemish
- reisgenoot Dutch, Flemish
- scheepsgenoot Dutch, Flemish
- schoolgenoot Dutch, Flemish
- sleurgeloof Dutch, Flemish
- soortgenoot Dutch, Flemish
- stamgenoot Dutch, Flemish
- tijdgenoot Dutch, Flemish
- tochtgenoot Dutch, Flemish
- vent Dutch, Flemish
- wangeloof Dutch, Flemish
- gelôve Middle Dutch
- genoot Middle Dutch
- vent
- genote
- geloof
- genoot
- gelovig
- lotgenoot
- wangeloof
- disgenoot
- bedgenoot
- bijgeloof
- celgenoot
- klasgenoot
- ambtgenoot
- overgeloof
- landgenoot
- huisgenoot
- naamgenoot
- stamgenoot
- echtgenoot
- reisgenoot
- deelgenoot
- bondgenoot
- tijdgenoot
- medegenoot
- dorpsgenoot
- ploeggenoot
- sleurgeloof
- tochtgenoot
- soortgenoot
- goedgelovig
- genootschap
- schoolgenoot
- geloofsijver
- plaatsgenoot
- geloofsafval
- handelsgenoot
- geloofwaardig
- scheepsgenoot
- geloofsgenote
- geloofsbelijdenis
- geloofsovertuiger
- geloofsovertuiging