blootstellen
Dutch (Brabantic)
/ˈbloːtstɛlə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to expose
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bloot (bare, naked, nude) + Dutch, Flemish stellen (state, set, place, put, taking).
Origin
Dutch (Brabantic)
stellen
Gloss
state, set, place, put, taking
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanstellen Dutch, Flemish
- afstellen Dutch, Flemish
- belangstellen Dutch, Flemish
- belangstelling Dutch, Flemish
- bestellen Dutch, Flemish
- bijstellen Dutch, Flemish
- bloot Dutch, Flemish
- blootje Dutch, Flemish
- blootleggen Dutch, Flemish
- blootstelling Dutch, Flemish
- blootsvoets Dutch, Flemish
- blootvoets Dutch, Flemish
- bloterik Dutch, Flemish
- daarstellen Dutch, Flemish
- gelijkstelling Dutch, Flemish
- geruststellen Dutch, Flemish
- herstellen Dutch, Flemish
- instellen Dutch, Flemish
- leerstellig Dutch, Flemish
- nevenstelling Dutch, Flemish
- onderstellen Dutch, Flemish
- ontstellen Dutch, Flemish
- opstellen Dutch, Flemish
- puitebloot Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- scherpstellen Dutch, Flemish
- stelkunde Dutch, Flemish
- stellen Dutch, Flemish
- stellig Dutch, Flemish
- stelling Dutch, Flemish
- stelregel Dutch, Flemish
- stelsel Dutch, Flemish
- teleurstellen Dutch, Flemish
- terechtstellen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- uitstellen Dutch, Flemish
- vaststellen Dutch, Flemish
- veronderstellen Dutch, Flemish
- verstellen Dutch, Flemish
- vooronderstellen Dutch, Flemish
- voorstellen Dutch, Flemish
- zekerstellen Dutch, Flemish
- bloot Middle Dutch
- stellen Middle Dutch
- bloot
- stellig
- stelsel
- stellen
- blootje
- bloterik
- stelling
- stelkunde
- stelregel
- opstellen
- instellen
- bestellen
- afstellen
- uitstellen
- puitebloot
- verstellen
- blootvoets
- herstellen
- bijstellen
- ontstellen
- aanstellen
- vaststellen
- daarstellen
- voorstellen
- blootleggen
- blootsvoets
- leerstellig
- zekerstellen
- onderstellen
- terugstellen
- samenstellen
- belangstellen
- geruststellen
- scherpstellen
- blootstelling
- teleurstellen
- nevenstelling
- gelijkstelling
- terechtstellen
- belangstelling
- veronderstellen
- vooronderstellen