daarstellen
Dutch (Brabantic)
/ˈdaːrˌstɛ.lə(n)/
verb
Definitions
- (obsolete) to represent
Etymology
Compound from Dutch, Flemish daar (there) + Dutch, Flemish stellen (state, set, place, put, taking).
Origin
Dutch (Brabantic)
stellen
Gloss
state, set, place, put, taking
Concept
Semantic Field
Modern world
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanstellen Dutch, Flemish
- afstellen Dutch, Flemish
- aldaar Dutch, Flemish
- belangstellen Dutch, Flemish
- belangstelling Dutch, Flemish
- bestellen Dutch, Flemish
- bijstellen Dutch, Flemish
- blootstellen Dutch, Flemish
- daar Dutch, Flemish
- daarbeneden Dutch, Flemish
- daarginder Dutch, Flemish
- daarginds Dutch, Flemish
- daarheen Dutch, Flemish
- daarnet Dutch, Flemish
- daarstraks Dutch, Flemish
- daarzijn Dutch, Flemish
- gelijkstelling Dutch, Flemish
- geruststellen Dutch, Flemish
- herstellen Dutch, Flemish
- instellen Dutch, Flemish
- leerstellig Dutch, Flemish
- nevenstelling Dutch, Flemish
- onderstellen Dutch, Flemish
- ontstellen Dutch, Flemish
- opstellen Dutch, Flemish
- samenstellen Dutch, Flemish
- scherpstellen Dutch, Flemish
- stelkunde Dutch, Flemish
- stellen Dutch, Flemish
- stellig Dutch, Flemish
- stelling Dutch, Flemish
- stelregel Dutch, Flemish
- stelsel Dutch, Flemish
- teleurstellen Dutch, Flemish
- terechtstellen Dutch, Flemish
- terugstellen Dutch, Flemish
- uitstellen Dutch, Flemish
- vaststellen Dutch, Flemish
- veronderstellen Dutch, Flemish
- verstellen Dutch, Flemish
- vooronderstellen Dutch, Flemish
- voorstellen Dutch, Flemish
- zekerstellen Dutch, Flemish
- dâer Middle Dutch
- stellen Middle Dutch
- daar Afrikaans
- *thar Old Dutch
- daar
- aldaar
- stellig
- stelsel
- daarnet
- stellen
- daarheen
- stelling
- daarzijn
- stelkunde
- stelregel
- opstellen
- daarginds
- instellen
- bestellen
- afstellen
- uitstellen
- verstellen
- herstellen
- bijstellen
- daarginder
- ontstellen
- aanstellen
- daarstraks
- vaststellen
- daarbeneden
- voorstellen
- leerstellig
- blootstellen
- zekerstellen
- onderstellen
- terugstellen
- samenstellen
- belangstellen
- geruststellen
- scherpstellen
- teleurstellen
- nevenstelling
- gelijkstelling
- terechtstellen
- belangstelling
- veronderstellen
- vooronderstellen