lijfwacht
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- bodyguard protector
Etymology
Compound from Dutch, Flemish lijf (body) + Dutch, Flemish wacht (guard, watch, sentry, a watch).
Origin
Dutch (Brabantic)
wacht
Gloss
guard, watch, sentry, a watch
Concept
Semantic Field
Warfare and hunting
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
💂 💂♀️ 💂♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- achterlijf Dutch, Flemish
- aflijvig Dutch, Flemish
- bovenlijf Dutch, Flemish
- buitenwacht Dutch, Flemish
- dijkwacht Dutch, Flemish
- hondenwacht Dutch, Flemish
- inlijven Dutch, Flemish
- keurslijf Dutch, Flemish
- kustwacht Dutch, Flemish
- lijf Dutch, Flemish
- lijfarts Dutch, Flemish
- lijfeigen Dutch, Flemish
- lijfsbehoud Dutch, Flemish
- lijfsgemeenschap Dutch, Flemish
- lijfspreuk Dutch, Flemish
- lijftocht Dutch, Flemish
- lijvig Dutch, Flemish
- nachtwacht Dutch, Flemish
- platvoetwacht Dutch, Flemish
- rijkswacht Dutch, Flemish
- schildwacht Dutch, Flemish
- sterrenwacht Dutch, Flemish
- strandwacht Dutch, Flemish
- torenwacht Dutch, Flemish
- wacht Dutch, Flemish
- wachten Dutch, Flemish
- wachthuisje Dutch, Flemish
- wachtpost Dutch, Flemish
- wachttoren Dutch, Flemish
- wachtvolk Dutch, Flemish
- zwaarlijvig Dutch, Flemish
- sekilwak Indonesian
- lijf Middle Dutch
- wachte Middle Dutch
- lyf Afrikaans
- wag Afrikaans
- lijf
- wacht
- lijvig
- wachten
- aflijvig
- inlijven
- lijfarts
- wachtvolk
- keurslijf
- dijkwacht
- kustwacht
- lijfeigen
- lijftocht
- wachtpost
- bovenlijf
- nachtwacht
- torenwacht
- lijfspreuk
- achterlijf
- rijkswacht
- wachttoren
- lijfsbehoud
- strandwacht
- hondenwacht
- wachthuisje
- buitenwacht
- zwaarlijvig
- schildwacht
- sterrenwacht
- platvoetwacht
- lijfsgemeenschap