bovengoed
Dutch (Brabantic)
/ˈboː.və(n)ˌɣut/
noun
Definitions
- topmost tobacco leaves of the tobacco plant or tobacco made of those leaves
- outer clothing, upper dres, clothes worn over one's underwear
Etymology
Compound from Dutch, Flemish boven (upper, above, over -, upstairs) + Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity).
Origin
Dutch (Brabantic)
goed
Gloss
good, goods, ware, property, well, commodity
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
良, 善
Emoji
🦸 🦸♀️ 🦸♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- boven Dutch, Flemish
- bovenbaas Dutch, Flemish
- bovenbuur Dutch, Flemish
- bovengemiddeld Dutch, Flemish
- bovengistend Dutch, Flemish
- bovengrens Dutch, Flemish
- bovenhalen Dutch, Flemish
- bovenklasse Dutch, Flemish
- bovenkruier Dutch, Flemish
- bovenleiding Dutch, Flemish
- bovenlijf Dutch, Flemish
- bovenlimiet Dutch, Flemish
- bovenlip Dutch, Flemish
- bovennatuur Dutch, Flemish
- bovenstaand Dutch, Flemish
- bovenstad Dutch, Flemish
- bovenstem Dutch, Flemish
- boventoon Dutch, Flemish
- bovenwaarts Dutch, Flemish
- bovenwereld Dutch, Flemish
- bovenwerkelijk Dutch, Flemish
- bovenwinds Dutch, Flemish
- bovenzang Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- ondersteboven Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- boven Middle Dutch
- goet Middle Dutch
- bo Afrikaans
- goed Afrikaans
- goed
- boven
- wasgoed
- erfgoed
- keigoed
- goedwil
- witgoed
- bovenlip
- leengoed
- goedheid
- goedmens
- theegoed
- zaaigoed
- vastgoed
- landgoed
- bovenstad
- ondergoed
- goedmaken
- nachtgoed
- boventoon
- goedlachs
- beddegoed
- bovenbaas
- bovenbuur
- steengoed
- speelgoed
- bovenzang
- snoepgoed
- bovenlijf
- bovenstem
- bovenhalen
- strooigoed
- suikergoed
- linnengoed
- gemeengoed
- goedaardig
- beddengoed
- goedhartig
- bovenwinds
- bruidsgoed
- goedkeuren
- bovengrens
- bovenlimiet
- bovenkruier
- bovenklasse
- bovenwereld
- bovennatuur
- goedgelovig
- bovenstaand
- bovenwaarts
- gedachtegoed
- bovenleiding
- bovengistend
- goedertieren
- goedheiligman
- ondersteboven
- goederenwagon
- bovenwerkelijk
- goednieuwsshow
- bovengemiddeld