gemeengoed
Dutch (Brabantic)
/ɣəˈmeːnˌɣut/
noun
Definitions
- common property
- common practice, common feature
Etymology
Compound from Dutch, Flemish gemeen (common, mean, nasty) + Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity).
Origin
Dutch (Brabantic)
goed
Gloss
good, goods, ware, property, well, commodity
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
良, 善
Emoji
🦸 🦸♀️ 🦸♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- buitengemeen Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeen Dutch, Flemish
- gemeenplaats Dutch, Flemish
- gemeenschap Dutch, Flemish
- gemeenslachtig Dutch, Flemish
- gemeente Dutch, Flemish
- gemeenzaam Dutch, Flemish
- gemenerik Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- handgemeen Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- gemêen Middle Dutch
- goet Middle Dutch
- goed Afrikaans
- goed
- gemeen
- wasgoed
- erfgoed
- keigoed
- goedwil
- witgoed
- leengoed
- goedheid
- gemeente
- goedmens
- theegoed
- zaaigoed
- vastgoed
- landgoed
- gemenerik
- ondergoed
- goedmaken
- goedlachs
- bovengoed
- beddegoed
- steengoed
- speelgoed
- snoepgoed
- nachtgoed
- strooigoed
- suikergoed
- linnengoed
- gemeenzaam
- goedaardig
- handgemeen
- beddengoed
- goedhartig
- bruidsgoed
- goedkeuren
- gemeenschap
- goedgelovig
- gedachtegoed
- buitengemeen
- gemeenplaats
- goedertieren
- goedheiligman
- goederenwagon
- gemeenslachtig
- goednieuwsshow