goederenwagon
Dutch (Brabantic)
/ˈɣu.də.rə(n).ʋaːˌɣɔn/
noun
Definitions
- (railways) freight wagon, goods wagon, freight car
Etymology
Compound from Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity) + Dutch, Flemish -er- (-er, agent)+ Dutch, Flemish wagon.
Origin
Dutch (Brabantic)
wagon
Gloss
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- waggon English
- -er- Dutch, Flemish
- Alblasserdam Dutch, Flemish
- Eierland Dutch, Flemish
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- kinderarbeid Dutch, Flemish
- kinderbescherming Dutch, Flemish
- kinderbijbel Dutch, Flemish
- kinderboek Dutch, Flemish
- kinderdoop Dutch, Flemish
- kinderkoor Dutch, Flemish
- kinderleed Dutch, Flemish
- kinderleven Dutch, Flemish
- kindermoordenaar Dutch, Flemish
- kinderschrik Dutch, Flemish
- kinderslot Dutch, Flemish
- kindersterfte Dutch, Flemish
- kindertaal Dutch, Flemish
- kinderverlamming Dutch, Flemish
- kindervriend Dutch, Flemish
- kinderwagen Dutch, Flemish
- kinderwens Dutch, Flemish
- kinderzorg Dutch, Flemish
- kleinkinderwens Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- treinwagon Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- volkerenmoord Dutch, Flemish
- wagon Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- wagon Indonesian
- goet Middle Dutch
- goed Afrikaans
- goed
- -er-
- wagon
- wasgoed
- keigoed
- goedwil
- erfgoed
- witgoed
- goedheid
- Eierland
- goedmens
- zaaigoed
- vastgoed
- leengoed
- theegoed
- landgoed
- beddegoed
- steengoed
- speelgoed
- snoepgoed
- nachtgoed
- ondergoed
- goedmaken
- goedlachs
- bovengoed
- suikergoed
- kinderslot
- goedaardig
- kinderzorg
- goedhartig
- bruidsgoed
- kindertaal
- strooigoed
- treinwagon
- linnengoed
- gemeengoed
- kinderboek
- kinderkoor
- kinderdoop
- beddengoed
- kinderwens
- kinderleed
- goedkeuren
- goedgelovig
- kinderleven
- kinderwagen
- gedachtegoed
- Alblasserdam
- kinderschrik
- goedertieren
- kinderarbeid
- kinderbijbel
- kindervriend
- goedheiligman
- kindersterfte
- volkerenmoord
- goednieuwsshow
- kleinkinderwens
- kinderverlamming
- kindermoordenaar
- kinderbescherming