goedkeuren
Dutch (Brabantic)
/ˈɣutˌkøː.rə(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to approve, to confirm, to endorse
Etymology
Compound from Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity) + Dutch, Flemish keuren (assess).
Origin
Dutch (Brabantic)
keuren
Gloss
assess
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afkeuren Dutch, Flemish
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- bekeuren Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuring Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- keur Dutch, Flemish
- keuren Dutch, Flemish
- keuring Dutch, Flemish
- keurmerk Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- coren Middle Dutch
- goet Middle Dutch
- goed Afrikaans
- goedkeur Afrikaans
- goedkeuring Afrikaans
- keur Afrikaans
- goed
- keur
- keuren
- wasgoed
- erfgoed
- keuring
- keigoed
- goedwil
- witgoed
- leengoed
- goedheid
- bekeuren
- afkeuren
- goedmens
- theegoed
- keurmerk
- zaaigoed
- vastgoed
- landgoed
- ondergoed
- goedmaken
- nachtgoed
- goedlachs
- bovengoed
- beddegoed
- steengoed
- speelgoed
- snoepgoed
- strooigoed
- suikergoed
- linnengoed
- gemeengoed
- goedaardig
- beddengoed
- goedhartig
- bruidsgoed
- goedgelovig
- goedkeuring
- gedachtegoed
- goedertieren
- goedheiligman
- goederenwagon
- goednieuwsshow