beddengoed
Dutch (Brabantic)
/ˈbɛ.də(n)ˌɣut/
noun
Definitions
- bedding sheets, blankets etc.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bed (bed) + Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity).
Origin
Dutch (Brabantic)
goed
Gloss
good, goods, ware, property, well, commodity
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
良, 善
Emoji
🦸 🦸♀️ 🦸♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- bed Dutch, Flemish
- beddegoed Dutch, Flemish
- bedding Dutch, Flemish
- bedgenoot Dutch, Flemish
- bedkamer Dutch, Flemish
- bedkruik Dutch, Flemish
- bedlamp Dutch, Flemish
- bedleger Dutch, Flemish
- bedplassen Dutch, Flemish
- bedstede Dutch, Flemish
- bedstee Dutch, Flemish
- bedtijd Dutch, Flemish
- bedvriend Dutch, Flemish
- bedvriendin Dutch, Flemish
- bedwants Dutch, Flemish
- bloembed Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruidsbed Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- bruiloftsbed Dutch, Flemish
- dekbed Dutch, Flemish
- doodsbed Dutch, Flemish
- eenpersoonsbed Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- hemelbed Dutch, Flemish
- hunebed Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- kraambed Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- ligbed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- luchtbed Dutch, Flemish
- massagebed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- opklapbed Dutch, Flemish
- procrustesbed Dutch, Flemish
- rivierbed Dutch, Flemish
- rozenbed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- spijkerbed Dutch, Flemish
- stapelbed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- sterfbed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- stroombed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- tweepersoonsbed Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- veldbed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- waterbed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- zeebed Dutch, Flemish
- ziekbed Dutch, Flemish
- bedde Middle Dutch
- goet Middle Dutch
- bed Afrikaans
- goed Afrikaans
- bed
- goed
- dekbed
- zeebed
- ligbed
- wasgoed
- keigoed
- veldbed
- erfgoed
- ziekbed
- bedlamp
- witgoed
- goedwil
- bedding
- bedtijd
- hunebed
- bedstee
- bedkruik
- bloembed
- goedmens
- vastgoed
- bedkamer
- kraambed
- waterbed
- doodsbed
- hemelbed
- bedwants
- bedleger
- landgoed
- goedheid
- luchtbed
- sterfbed
- zaaigoed
- leengoed
- rozenbed
- bedstede
- theegoed
- stroombed
- bruidsbed
- stapelbed
- speelgoed
- nachtgoed
- ondergoed
- opklapbed
- bedvriend
- rivierbed
- bedgenoot
- beddegoed
- steengoed
- snoepgoed
- goedmaken
- goedlachs
- bovengoed
- suikergoed
- spijkerbed
- bruidsgoed
- strooigoed
- goedkeuren
- massagebed
- bedplassen
- goedaardig
- goedhartig
- linnengoed
- gemeengoed
- goedgelovig
- bedvriendin
- gedachtegoed
- bruiloftsbed
- goedertieren
- goedheiligman
- procrustesbed
- goederenwagon
- goednieuwsshow
- eenpersoonsbed
- tweepersoonsbed