strooigoed
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- A mixture of confectionery that is often strewn around rooms during Sinterklaas celebrations, for children to pick up. The main ingredient is typically kruidnoten.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish strooien (sprinkle, scatter, strew) + Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity).
Origin
Dutch (Brabantic)
goed
Gloss
good, goods, ware, property, well, commodity
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
良, 善
Emoji
🦸 🦸♀️ 🦸♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- bestrooien Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- stro Dutch, Flemish
- strooien Dutch, Flemish
- strooiwagen Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- goet Middle Dutch
- goed Afrikaans
- goed
- stro
- wasgoed
- erfgoed
- keigoed
- goedwil
- witgoed
- leengoed
- goedheid
- goedmens
- strooien
- theegoed
- zaaigoed
- vastgoed
- landgoed
- ondergoed
- goedmaken
- goedlachs
- bovengoed
- beddegoed
- steengoed
- speelgoed
- snoepgoed
- nachtgoed
- suikergoed
- linnengoed
- gemeengoed
- goedaardig
- bestrooien
- beddengoed
- goedhartig
- bruidsgoed
- goedkeuren
- strooiwagen
- goedgelovig
- gedachtegoed
- goedertieren
- goedheiligman
- goederenwagon
- goednieuwsshow