theegoed
Dutch (Brabantic)
/ˈteː.ɣut/
noun
Definitions
- teaware
Etymology
Compound from Dutch, Flemish thee (tea) + Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity).
Origin
Dutch (Brabantic)
goed
Gloss
good, goods, ware, property, well, commodity
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
良, 善
Emoji
🦸 🦸♀️ 🦸♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- tea English
- tea Hungarian
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruidsgoed Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- ijsthee Dutch, Flemish
- jasmijnthee Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- kruidenthee Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- muntthee Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- thee Dutch, Flemish
- theeblad Dutch, Flemish
- theedoek Dutch, Flemish
- theegerei Dutch, Flemish
- theeglas Dutch, Flemish
- theehuis Dutch, Flemish
- theekrans Dutch, Flemish
- theelepel Dutch, Flemish
- theeleut Dutch, Flemish
- theelicht Dutch, Flemish
- theemuts Dutch, Flemish
- theepauze Dutch, Flemish
- theepot Dutch, Flemish
- theeservies Dutch, Flemish
- theetuin Dutch, Flemish
- theeventer Dutch, Flemish
- theezak Dutch, Flemish
- theezeef Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- thé French
- te Norwegian Bokmål
- te Swedish
- te Norwegian Nynorsk
- te Danish
- goet Middle Dutch
- goed Afrikaans
- tee Afrikaans
- teh Malay
- tea Chinese
- tee Western Frisian
- 茶 nan-hok
- goed
- thee
- wasgoed
- ijsthee
- keigoed
- goedwil
- erfgoed
- theezak
- theepot
- witgoed
- theedoek
- goedheid
- muntthee
- theehuis
- theeblad
- goedmens
- theetuin
- zaaigoed
- vastgoed
- leengoed
- theeleut
- theemuts
- theezeef
- landgoed
- theeglas
- theegerei
- beddegoed
- theelicht
- theekrans
- steengoed
- speelgoed
- snoepgoed
- nachtgoed
- theelepel
- ondergoed
- goedmaken
- goedlachs
- bovengoed
- theepauze
- suikergoed
- goedaardig
- theeventer
- goedhartig
- bruidsgoed
- strooigoed
- linnengoed
- gemeengoed
- beddengoed
- goedkeuren
- kruidenthee
- goedgelovig
- theeservies
- jasmijnthee
- gedachtegoed
- goedertieren
- goedheiligman
- goederenwagon
- goednieuwsshow