bruidsgoed
Dutch (Brabantic)
/ˈbrœy̯ts.xut/
noun
Definitions
- (uncountable) dowry, wedding gift
- (uncountable) wedding clothes particularly those of a bride
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bruid (bride) + Dutch, Flemish goed (good, goods, ware, property, well, commodity).
Origin
Dutch (Brabantic)
goed
Gloss
good, goods, ware, property, well, commodity
Concept
Semantic Field
Emotions and values
Ontological Category
Property
Kanji
良, 善
Emoji
🦸 🦸♀️ 🦸♂️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- beddegoed Dutch, Flemish
- beddengoed Dutch, Flemish
- bovengoed Dutch, Flemish
- bruid Dutch, Flemish
- bruidsbed Dutch, Flemish
- bruidsjurk Dutch, Flemish
- bruidskoe Dutch, Flemish
- bruidsschat Dutch, Flemish
- bruidssluier Dutch, Flemish
- erfgoed Dutch, Flemish
- gedachtegoed Dutch, Flemish
- gemeengoed Dutch, Flemish
- goed Dutch, Flemish
- goedaardig Dutch, Flemish
- goederenwagon Dutch, Flemish
- goedertieren Dutch, Flemish
- goedgelovig Dutch, Flemish
- goedhartig Dutch, Flemish
- goedheid Dutch, Flemish
- goedheiligman Dutch, Flemish
- goedkeuren Dutch, Flemish
- goedlachs Dutch, Flemish
- goedmaken Dutch, Flemish
- goedmens Dutch, Flemish
- goednieuwsshow Dutch, Flemish
- goedwil Dutch, Flemish
- importbruid Dutch, Flemish
- keigoed Dutch, Flemish
- landgoed Dutch, Flemish
- leengoed Dutch, Flemish
- linnengoed Dutch, Flemish
- nachtgoed Dutch, Flemish
- ondergoed Dutch, Flemish
- snoepgoed Dutch, Flemish
- speelgoed Dutch, Flemish
- steengoed Dutch, Flemish
- strooigoed Dutch, Flemish
- suikergoed Dutch, Flemish
- theegoed Dutch, Flemish
- vastgoed Dutch, Flemish
- wasgoed Dutch, Flemish
- witgoed Dutch, Flemish
- zaaigoed Dutch, Flemish
- bruut Middle Dutch
- goet Middle Dutch
- bruid Afrikaans
- goed Afrikaans
- brùit Papiamentu
- goed
- bruid
- wasgoed
- erfgoed
- keigoed
- goedwil
- witgoed
- leengoed
- goedheid
- goedmens
- theegoed
- zaaigoed
- vastgoed
- landgoed
- ondergoed
- bruidskoe
- goedmaken
- bruidsbed
- goedlachs
- bovengoed
- beddegoed
- steengoed
- speelgoed
- snoepgoed
- nachtgoed
- strooigoed
- suikergoed
- linnengoed
- gemeengoed
- goedaardig
- bruidsjurk
- beddengoed
- goedhartig
- goedkeuren
- bruidsschat
- goedgelovig
- importbruid
- gedachtegoed
- bruidssluier
- goedertieren
- goedheiligman
- goederenwagon
- goednieuwsshow