binnenvaart
Dutch (Brabantic)
/ˈbɪ.nə(n)ˌvaːrt/
noun
Definitions
- (chiefly) inland navigation
- (uncommon) waterway considered to be inside or internal to another area
Etymology
Compound from Dutch, Flemish binnen (inside, inner, internal, interior, indoor) + Dutch, Flemish vaart (navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat).
Origin
Dutch (Brabantic)
vaart
Gloss
navigation, sailing, journey, canal, way, trip, shipping, waterway, travel, going, a canal, a trip by boat
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
旅
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- binnekill English
- Hemelvaartsdag Dutch, Flemish
- achteruitvaart Dutch, Flemish
- afvaart Dutch, Flemish
- bedevaart Dutch, Flemish
- binnen Dutch, Flemish
- binnenbaan Dutch, Flemish
- binnenband Dutch, Flemish
- binnenbeul Dutch, Flemish
- binnenbeurs Dutch, Flemish
- binnenbrengen Dutch, Flemish
- binnendoor Dutch, Flemish
- binnendringen Dutch, Flemish
- binnengaan Dutch, Flemish
- binnenhalen Dutch, Flemish
- binnenkant Dutch, Flemish
- binnenkern Dutch, Flemish
- binnenkomen Dutch, Flemish
- binnenland Dutch, Flemish
- binnenlands Dutch, Flemish
- binnenmens Dutch, Flemish
- binnenmoeder Dutch, Flemish
- binnenmuur Dutch, Flemish
- binnenplaats Dutch, Flemish
- binnenplaneet Dutch, Flemish
- binnenpret Dutch, Flemish
- binnenscheepvaart Dutch, Flemish
- binnenschip Dutch, Flemish
- binnenst Dutch, Flemish
- binnenstad Dutch, Flemish
- binnentrekken Dutch, Flemish
- binnenvaartschip Dutch, Flemish
- binnenvallen Dutch, Flemish
- binnenwater Dutch, Flemish
- binnenweg Dutch, Flemish
- binnenzak Dutch, Flemish
- binnenzee Dutch, Flemish
- dagvaart Dutch, Flemish
- handelsvaart Dutch, Flemish
- hemelvaart Dutch, Flemish
- kaapvaart Dutch, Flemish
- kruisvaart Dutch, Flemish
- luchtvaart Dutch, Flemish
- pleziervaart Dutch, Flemish
- rechtvaardig Dutch, Flemish
- rondvaart Dutch, Flemish
- rotvaart Dutch, Flemish
- ruimtevaart Dutch, Flemish
- scheepvaart Dutch, Flemish
- schip Dutch, Flemish
- snuivervaart Dutch, Flemish
- strijdvaardig Dutch, Flemish
- trekvaart Dutch, Flemish
- vaardig Dutch, Flemish
- vaart Dutch, Flemish
- walvisvaart Dutch, Flemish
- welvaart Dutch, Flemish
- zeevaart Dutch, Flemish
- couler French
- binen Indonesian
- binnen Indonesian
- binnen Middle Dutch
- vāert Middle Dutch
- binne Afrikaans
- vaart
- schip
- binnen
- vaardig
- afvaart
- rotvaart
- welvaart
- zeevaart
- binnenst
- dagvaart
- trekvaart
- kaapvaart
- rondvaart
- binnenweg
- bedevaart
- binnenzak
- binnenzee
- binnenmuur
- binnenkant
- binnengaan
- binnenpret
- hemelvaart
- binnenstad
- binnenbaan
- luchtvaart
- binnenmens
- kruisvaart
- binnendoor
- binnenband
- binnenkern
- binnenland
- binnenbeul
- binnenkomen
- scheepvaart
- ruimtevaart
- walvisvaart
- binnenlands
- binnenhalen
- binnenwater
- binnenbeurs
- binnenschip
- binnenvallen
- binnenplaats
- binnenmoeder
- rechtvaardig
- pleziervaart
- snuivervaart
- handelsvaart
- binnendringen
- strijdvaardig
- binnentrekken
- binnenbrengen
- binnenplaneet
- Hemelvaartsdag
- achteruitvaart
- binnenvaartschip
- binnenscheepvaart