zingeving
Dutch (Brabantic)
/ˈzɪnˌɣeː.vɪŋ/
noun
Definitions
- (sociology) search for or construal of meaning, meaning-making
Etymology
Affix from Dutch, Flemish zin (sense, desire, meaning, sentence, willingness, appetite, intention, eagerness, clause, desires) + Dutch, Flemish geven (give).
Origin
Dutch (Brabantic)
geven
Gloss
give
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aangeven Dutch, Flemish
- afgeven Dutch, Flemish
- afzinnig Dutch, Flemish
- alleszins Dutch, Flemish
- anderszins Dutch, Flemish
- begeven Dutch, Flemish
- berichtgeving Dutch, Flemish
- bijzin Dutch, Flemish
- burgerzin Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- dubbelzinnig Dutch, Flemish
- enigszins Dutch, Flemish
- geenszins Dutch, Flemish
- gemeenschapszin Dutch, Flemish
- geven Dutch, Flemish
- gever Dutch, Flemish
- hoofdzin Dutch, Flemish
- ingeven Dutch, Flemish
- kennisgeving Dutch, Flemish
- lesgeven Dutch, Flemish
- meerzinnig Dutch, Flemish
- omgeven Dutch, Flemish
- omstandigheidszin Dutch, Flemish
- ontgeven Dutch, Flemish
- onzin Dutch, Flemish
- opgeven Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- prijsgeven Dutch, Flemish
- regelgeving Dutch, Flemish
- reukzin Dutch, Flemish
- smaakzin Dutch, Flemish
- tegenzin Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- toegeven Dutch, Flemish
- uitgeven Dutch, Flemish
- volzin Dutch, Flemish
- voorbeeldzin Dutch, Flemish
- voorgeven Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- waanzin Dutch, Flemish
- weergeven Dutch, Flemish
- weerzin Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- werkelijkheidszin Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- wetgeven Dutch, Flemish
- zin Dutch, Flemish
- zinloos Dutch, Flemish
- zinnebeeld Dutch, Flemish
- zinnelijk Dutch, Flemish
- zinneloos Dutch, Flemish
- zinnenprikkelend Dutch, Flemish
- zinnespel Dutch, Flemish
- zinnig Dutch, Flemish
- zinsbegoocheling Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- zinsdeel Dutch, Flemish
- zinsleer Dutch, Flemish
- zinspreuk Dutch, Flemish
- zinsverbijstering Dutch, Flemish
- zintuig Dutch, Flemish
- zinvol Dutch, Flemish
- gēven Middle Dutch
- sin Middle Dutch
- gee Afrikaans
- sin Afrikaans
- zin
- gever
- geven
- onzin
- zinvol
- volzin
- zinnig
- bijzin
- reukzin
- weerzin
- afgeven
- ingeven
- begeven
- omgeven
- waanzin
- zinloos
- zintuig
- opgeven
- wetgeven
- ontgeven
- tegenzin
- zinsleer
- lesgeven
- toegeven
- zinsdeel
- weggeven
- zinsbouw
- smaakzin
- aangeven
- afzinnig
- uitgeven
- hoofdzin
- enigszins
- overgeven
- vrijgeven
- geenszins
- zinnespel
- weergeven
- burgerzin
- zinspreuk
- alleszins
- zinneloos
- voorgeven
- vrijgevig
- doorgeven
- zinnelijk
- teruggeven
- zinnebeeld
- prijsgeven
- anderszins
- meerzinnig
- regelgeving
- dubbelzinnig
- kennisgeving
- werkgeefster
- voorbeeldzin
- berichtgeving
- gemeenschapszin
- zinnenprikkelend
- zinsbegoocheling
- omstandigheidszin
- werkelijkheidszin
- zinsverbijstering