weergeven
Dutch (Brabantic)
/ˈʋeːrˌɣeːvə(n)/
verb
Definitions
- to give back
- to render, interpret
- to display, to reproduce
Etymology
Compound from Dutch, Flemish weer (weather, again, back, defence, man, were, counter, unweather, resistance, defense, against) + Dutch, Flemish geven (give).
Origin
Dutch (Brabantic)
geven
Gloss
give
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aangeven Dutch, Flemish
- afgeven Dutch, Flemish
- alweer Dutch, Flemish
- begeven Dutch, Flemish
- berichtgeving Dutch, Flemish
- borstweer Dutch, Flemish
- brandweer Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- geven Dutch, Flemish
- gever Dutch, Flemish
- grensweer Dutch, Flemish
- hondenweer Dutch, Flemish
- ingeven Dutch, Flemish
- kennisgeving Dutch, Flemish
- kwakkelweer Dutch, Flemish
- landweer Dutch, Flemish
- lesgeven Dutch, Flemish
- noodweer Dutch, Flemish
- omgeven Dutch, Flemish
- ontgeven Dutch, Flemish
- onweer Dutch, Flemish
- opgeven Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- pokkenweer Dutch, Flemish
- prijsgeven Dutch, Flemish
- regelgeving Dutch, Flemish
- strandweer Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- toegeven Dutch, Flemish
- uitgeven Dutch, Flemish
- voorgeven Dutch, Flemish
- vriesweer Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- weer Dutch, Flemish
- weeral Dutch, Flemish
- weerbeer Dutch, Flemish
- weerbericht Dutch, Flemish
- weerbestendig Dutch, Flemish
- weerbom Dutch, Flemish
- weergeld Dutch, Flemish
- weerglans Dutch, Flemish
- weerhaak Dutch, Flemish
- weerhaan Dutch, Flemish
- weerjaguar Dutch, Flemish
- weerkaart Dutch, Flemish
- weerklank Dutch, Flemish
- weerkunde Dutch, Flemish
- weerloos Dutch, Flemish
- weerman Dutch, Flemish
- weerpluim Dutch, Flemish
- weersomstandigheid Dutch, Flemish
- weerssituatie Dutch, Flemish
- weerstation Dutch, Flemish
- weersverwachting Dutch, Flemish
- weersvoorspelling Dutch, Flemish
- weervast Dutch, Flemish
- weervrouw Dutch, Flemish
- weerwolf Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- wetgeven Dutch, Flemish
- zingeving Dutch, Flemish
- *wiþra Proto-Germanic
- gēven Middle Dutch
- brandweer Afrikaans
- gee Afrikaans
- weer
- gever
- geven
- weeral
- alweer
- onweer
- weerman
- afgeven
- ingeven
- begeven
- omgeven
- weerbom
- opgeven
- wetgeven
- ontgeven
- weerwolf
- lesgeven
- toegeven
- landweer
- weggeven
- weerloos
- noodweer
- weervast
- aangeven
- weerbeer
- weergeld
- weerhaan
- weerhaak
- uitgeven
- zingeving
- vrijgeven
- overgeven
- weerpluim
- weerkaart
- weervrouw
- weerkunde
- brandweer
- borstweer
- weerklank
- grensweer
- voorgeven
- vriesweer
- vrijgevig
- weerglans
- doorgeven
- hondenweer
- pokkenweer
- teruggeven
- strandweer
- weerjaguar
- prijsgeven
- regelgeving
- weerstation
- weerbericht
- kwakkelweer
- kennisgeving
- werkgeefster
- weerbestendig
- berichtgeving
- weerssituatie
- weersverwachting
- weersvoorspelling
- weersomstandigheid