kennisgeving
Dutch (Brabantic)
/ˈkɛ.nɪsˌxeː.vɪŋ/
noun
Definitions
- The act of informing, notifying; notification.
- A notice, a message, a notification.
Etymology
Affix from Dutch, Flemish kennis (knowledge) + Dutch, Flemish geven (give).
Origin
Dutch (Brabantic)
geven
Gloss
give
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aangeven Dutch, Flemish
- afgeven Dutch, Flemish
- begeven Dutch, Flemish
- berichtgeving Dutch, Flemish
- boekenkennis Dutch, Flemish
- doorgeven Dutch, Flemish
- geven Dutch, Flemish
- gever Dutch, Flemish
- ingeven Dutch, Flemish
- kennen Dutch, Flemish
- kennis Dutch, Flemish
- kennisleer Dutch, Flemish
- kennismaken Dutch, Flemish
- kennissenkring Dutch, Flemish
- lesgeven Dutch, Flemish
- omgeven Dutch, Flemish
- ontgeven Dutch, Flemish
- opgeven Dutch, Flemish
- overgeven Dutch, Flemish
- prijsgeven Dutch, Flemish
- regelgeving Dutch, Flemish
- talenkennis Dutch, Flemish
- teruggeven Dutch, Flemish
- toegeven Dutch, Flemish
- uitgeven Dutch, Flemish
- voorgeven Dutch, Flemish
- voorkennis Dutch, Flemish
- vrijgeven Dutch, Flemish
- vrijgevig Dutch, Flemish
- weergeven Dutch, Flemish
- weggeven Dutch, Flemish
- werkgeefster Dutch, Flemish
- wetgeven Dutch, Flemish
- zelfkennis Dutch, Flemish
- zingeving Dutch, Flemish
- gēven Middle Dutch
- kennesse Middle Dutch
- gee Afrikaans
- gever
- geven
- kennis
- kennen
- ingeven
- begeven
- omgeven
- afgeven
- opgeven
- wetgeven
- ontgeven
- lesgeven
- weggeven
- toegeven
- aangeven
- uitgeven
- zingeving
- overgeven
- doorgeven
- vrijgeven
- weergeven
- voorgeven
- vrijgevig
- teruggeven
- zelfkennis
- prijsgeven
- voorkennis
- kennisleer
- talenkennis
- regelgeving
- kennismaken
- werkgeefster
- boekenkennis
- berichtgeving
- kennissenkring