rijbewijs
Dutch (Brabantic)
/ˈrɛi̯.bəˌʋɛi̯s/
noun
Definitions
- driver's license
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rijden (ride, drive) + Dutch, Flemish bewijs (proof, license).
Origin
Dutch (Brabantic)
bewijs
Gloss
proof, license
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aandeelbewijs Dutch, Flemish
- aanrijden Dutch, Flemish
- berijden Dutch, Flemish
- betaalbewijs Dutch, Flemish
- bewijs Dutch, Flemish
- bewijsgrond Dutch, Flemish
- bewijslast Dutch, Flemish
- bewijsmateriaal Dutch, Flemish
- bewijsvoering Dutch, Flemish
- doodrijden Dutch, Flemish
- gansrijden Dutch, Flemish
- geboortebewijs Dutch, Flemish
- godsbewijs Dutch, Flemish
- grijsrijden Dutch, Flemish
- identiteitsbewijs Dutch, Flemish
- inrijden Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- ontvangstbewijs Dutch, Flemish
- overrijden Dutch, Flemish
- rijbaan Dutch, Flemish
- rijden Dutch, Flemish
- rijder Dutch, Flemish
- rijdier Dutch, Flemish
- rijgedrag Dutch, Flemish
- rijkunst Dutch, Flemish
- rijles Dutch, Flemish
- rijontzegging Dutch, Flemish
- rijpaard Dutch, Flemish
- rijschool Dutch, Flemish
- rijstrook Dutch, Flemish
- rijtuig Dutch, Flemish
- rijverbod Dutch, Flemish
- rijweg Dutch, Flemish
- rijwiel Dutch, Flemish
- rijzweep Dutch, Flemish
- roodrijder Dutch, Flemish
- schaatsenrijden Dutch, Flemish
- schuldbewijs Dutch, Flemish
- zwartrijden Dutch, Flemish
- rebewes Indonesian
- bewijs Middle Dutch
- riden Middle Dutch
- rèi Sranan Tongo
- rijles
- bewijs
- rijweg
- rijden
- rijder
- rijwiel
- rijbaan
- rijtuig
- rijdier
- rijkunst
- rijpaard
- berijden
- omrijden
- inrijden
- rijzweep
- rijschool
- aanrijden
- rijgedrag
- rijstrook
- rijverbod
- doodrijden
- bewijslast
- overrijden
- roodrijder
- gansrijden
- godsbewijs
- bewijsgrond
- grijsrijden
- zwartrijden
- betaalbewijs
- schuldbewijs
- rijontzegging
- aandeelbewijs
- bewijsvoering
- geboortebewijs
- bewijsmateriaal
- schaatsenrijden
- ontvangstbewijs
- identiteitsbewijs