rijbaan
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- carriageway
Etymology
Compound from Dutch, Flemish rijden (ride, drive) + Dutch, Flemish baan (track, orbit, lane, way, job, court for a ball game, court, strip).
Origin
Dutch (Brabantic)
baan
Gloss
track, orbit, lane, way, job, court for a ball game, court, strip
Concept
Semantic Field
Law
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanrijden Dutch, Flemish
- autobaan Dutch, Flemish
- baan Dutch, Flemish
- baanatletiek Dutch, Flemish
- baanboef Dutch, Flemish
- baanbrekend Dutch, Flemish
- baanwielrennen Dutch, Flemish
- baanwielrenner Dutch, Flemish
- baanwielrenster Dutch, Flemish
- banen Dutch, Flemish
- banenpool Dutch, Flemish
- berijden Dutch, Flemish
- bijbaan Dutch, Flemish
- binnenbaan Dutch, Flemish
- bloedbaan Dutch, Flemish
- busbaan Dutch, Flemish
- doodrijden Dutch, Flemish
- enkelbaans Dutch, Flemish
- gansrijden Dutch, Flemish
- grijsrijden Dutch, Flemish
- heirbaan Dutch, Flemish
- hondenbaan Dutch, Flemish
- ijsbaan Dutch, Flemish
- inrijden Dutch, Flemish
- kegelbaan Dutch, Flemish
- landingsbaan Dutch, Flemish
- loopbaan Dutch, Flemish
- omloopbaan Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- overrijden Dutch, Flemish
- racebaan Dutch, Flemish
- rijbewijs Dutch, Flemish
- rijden Dutch, Flemish
- rijder Dutch, Flemish
- rijdier Dutch, Flemish
- rijgedrag Dutch, Flemish
- rijkunst Dutch, Flemish
- rijles Dutch, Flemish
- rijontzegging Dutch, Flemish
- rijpaard Dutch, Flemish
- rijschool Dutch, Flemish
- rijstrook Dutch, Flemish
- rijtuig Dutch, Flemish
- rijverbod Dutch, Flemish
- rijweg Dutch, Flemish
- rijwiel Dutch, Flemish
- rijzweep Dutch, Flemish
- roodrijder Dutch, Flemish
- schaatsenrijden Dutch, Flemish
- schietbaan Dutch, Flemish
- startbaan Dutch, Flemish
- tennisbaan Dutch, Flemish
- tweebaans Dutch, Flemish
- zwartrijden Dutch, Flemish
- bāne Middle Dutch
- riden Middle Dutch
- bloedbaan Afrikaans
- rèi Sranan Tongo
- baan
- banen
- rijles
- rijden
- rijder
- rijweg
- busbaan
- rijwiel
- rijtuig
- ijsbaan
- rijdier
- bijbaan
- baanboef
- rijkunst
- heirbaan
- rijzweep
- rijpaard
- autobaan
- berijden
- loopbaan
- racebaan
- omrijden
- inrijden
- rijbewijs
- rijschool
- aanrijden
- kegelbaan
- tweebaans
- rijgedrag
- rijstrook
- bloedbaan
- banenpool
- startbaan
- rijverbod
- binnenbaan
- overrijden
- roodrijder
- doodrijden
- gansrijden
- hondenbaan
- enkelbaans
- schietbaan
- omloopbaan
- tennisbaan
- baanbrekend
- grijsrijden
- zwartrijden
- landingsbaan
- baanatletiek
- rijontzegging
- baanwielrenner
- baanwielrennen
- schaatsenrijden
- baanwielrenster