doodrijden
Dutch (Brabantic)
/ˈdoːtˌrɛi̯.də(n)/
verb
Definitions
- (transitive) to run over someone resulting in his or her death.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish dood (death, dead) + Dutch, Flemish rijden (ride, drive).
Origin
Dutch (Brabantic)
rijden
Gloss
ride, drive
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Emoji
🐎 🐴
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanrijden Dutch, Flemish
- berijden Dutch, Flemish
- dode Dutch, Flemish
- dodelijk Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- dood Dutch, Flemish
- doodbidder Dutch, Flemish
- doodbliksemen Dutch, Flemish
- doodbloeden Dutch, Flemish
- doodboek Dutch, Flemish
- doodbus Dutch, Flemish
- doodcedel Dutch, Flemish
- doodceel Dutch, Flemish
- dooddoener Dutch, Flemish
- doodeenvoudig Dutch, Flemish
- doodeng Dutch, Flemish
- doodgaan Dutch, Flemish
- doodgraver Dutch, Flemish
- doodklok Dutch, Flemish
- doodkoud Dutch, Flemish
- doodkrank Dutch, Flemish
- doodleuk Dutch, Flemish
- doodlopen Dutch, Flemish
- doodmoe Dutch, Flemish
- doodrijder Dutch, Flemish
- doods Dutch, Flemish
- doodsangst Dutch, Flemish
- doodsbang Dutch, Flemish
- doodsbed Dutch, Flemish
- doodsbedreiging Dutch, Flemish
- doodsbleek Dutch, Flemish
- doodsengel Dutch, Flemish
- doodseskader Dutch, Flemish
- doodsgevaar Dutch, Flemish
- doodshoofd Dutch, Flemish
- doodskamp Dutch, Flemish
- doodskist Dutch, Flemish
- doodsklok Dutch, Flemish
- doodskop Dutch, Flemish
- doodslag Dutch, Flemish
- doodsmaal Dutch, Flemish
- doodsmoe Dutch, Flemish
- doodsoorzaak Dutch, Flemish
- doodsstond Dutch, Flemish
- doodsstrijd Dutch, Flemish
- doodstil Dutch, Flemish
- doodstraf Dutch, Flemish
- doodstrijd Dutch, Flemish
- doodsverachting Dutch, Flemish
- doodswens Dutch, Flemish
- doodtij Dutch, Flemish
- doodvonnis Dutch, Flemish
- doodziek Dutch, Flemish
- doodzonde Dutch, Flemish
- gansrijden Dutch, Flemish
- grijsrijden Dutch, Flemish
- hersendood Dutch, Flemish
- hongerdood Dutch, Flemish
- inrijden Dutch, Flemish
- kruisdood Dutch, Flemish
- monddood Dutch, Flemish
- omrijden Dutch, Flemish
- overrijden Dutch, Flemish
- rijbaan Dutch, Flemish
- rijbewijs Dutch, Flemish
- rijden Dutch, Flemish
- rijder Dutch, Flemish
- rijdier Dutch, Flemish
- rijgedrag Dutch, Flemish
- rijkunst Dutch, Flemish
- rijles Dutch, Flemish
- rijontzegging Dutch, Flemish
- rijpaard Dutch, Flemish
- rijschool Dutch, Flemish
- rijstrook Dutch, Flemish
- rijtuig Dutch, Flemish
- rijverbod Dutch, Flemish
- rijweg Dutch, Flemish
- rijwiel Dutch, Flemish
- rijzweep Dutch, Flemish
- roodrijder Dutch, Flemish
- schaatsenrijden Dutch, Flemish
- taaldood Dutch, Flemish
- verdrinkingsdood Dutch, Flemish
- vuurdood Dutch, Flemish
- zwartrijden Dutch, Flemish
- dôot Middle Dutch
- riden Middle Dutch
- dood Afrikaans
- rèi Sranan Tongo
- dode
- dood
- doods
- rijweg
- rijden
- rijles
- rijder
- doodbus
- rijwiel
- rijbaan
- rijdier
- doodmoe
- doodeng
- rijtuig
- doodtij
- dodelijk
- doodstil
- omrijden
- doodboek
- rijzweep
- taaldood
- doodsbed
- doodziek
- rijkunst
- rijpaard
- doodgaan
- doodkoud
- berijden
- doodceel
- inrijden
- doodklok
- doodskop
- vuurdood
- doodleuk
- doodslag
- doodsmoe
- monddood
- rijbewijs
- rijschool
- doodzonde
- doodskamp
- kruisdood
- rijgedrag
- rijstrook
- doodkrank
- rijverbod
- aanrijden
- dodenrijk
- doodsmaal
- doodstraf
- doodskist
- doodcedel
- doodsbang
- doodswens
- doodlopen
- doodsklok
- doodstrijd
- dooddoener
- overrijden
- roodrijder
- doodbidder
- gansrijden
- doodsstond
- hongerdood
- doodvonnis
- doodshoofd
- doodsbleek
- doodgraver
- doodsengel
- doodsangst
- hersendood
- doodrijder
- doodsgevaar
- zwartrijden
- doodsstrijd
- grijsrijden
- doodbloeden
- doodsoorzaak
- doodseskader
- doodbliksemen
- rijontzegging
- doodeenvoudig
- doodsbedreiging
- schaatsenrijden
- doodsverachting
- verdrinkingsdood