meneer
Dutch (Brabantic)
/məˈneːr/
noun
Definitions
- sir, mister
Etymology
Inherited from Middle Dutch mijnhere compound from Dutch, Flemish mijn (mine, my) + Dutch, Flemish heer (lord, gentleman, master, army, title for a priest).
Origin
Dutch (Brabantic)
heer
Gloss
lord, gentleman, master, army, title for a priest
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
主
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Heerenveen Dutch, Flemish
- ambachtsheer Dutch, Flemish
- baanderheer Dutch, Flemish
- banjerheer Dutch, Flemish
- bannerheer Dutch, Flemish
- beschermheer Dutch, Flemish
- bouwheer Dutch, Flemish
- burchtheer Dutch, Flemish
- diamantmijn Dutch, Flemish
- gastheer Dutch, Flemish
- geneesheer Dutch, Flemish
- goudmijn Dutch, Flemish
- heer Dutch, Flemish
- heerkracht Dutch, Flemish
- heerlijk Dutch, Flemish
- heeroom Dutch, Flemish
- heerschaar Dutch, Flemish
- heerschappij Dutch, Flemish
- heerschare Dutch, Flemish
- herenboer Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- herenhoeve Dutch, Flemish
- herenhuis Dutch, Flemish
- herenkapper Dutch, Flemish
- herenkleding Dutch, Flemish
- herenliefde Dutch, Flemish
- ijzermijn Dutch, Flemish
- jonkheer Dutch, Flemish
- kolenmijn Dutch, Flemish
- kopermijn Dutch, Flemish
- krijgsheer Dutch, Flemish
- landmijn Dutch, Flemish
- leenheer Dutch, Flemish
- mevrouw Dutch, Flemish
- mijn Dutch, Flemish
- mijnarbeider Dutch, Flemish
- mijnbouw Dutch, Flemish
- mijnenveld Dutch, Flemish
- mijngas Dutch, Flemish
- mijngraver Dutch, Flemish
- mijnheer Dutch, Flemish
- mijnhout Dutch, Flemish
- mijningenieur Dutch, Flemish
- mijnramp Dutch, Flemish
- mijnschacht Dutch, Flemish
- mijnsteenberg Dutch, Flemish
- mijnstreek Dutch, Flemish
- mijnwagen Dutch, Flemish
- mijnwet Dutch, Flemish
- mijnwezen Dutch, Flemish
- raadsheer Dutch, Flemish
- staatsmijn Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- veldheer Dutch, Flemish
- wereldheer Dutch, Flemish
- zeemijn Dutch, Flemish
- zilvermijn Dutch, Flemish
- zoutmijn Dutch, Flemish
- deler Indonesian
- hêre Middle Dutch
- mijn Middle Dutch
- mijnhere Middle Dutch
- mine Middle Dutch
- heer Afrikaans
- meneer Afrikaans
- my Afrikaans
- myn Afrikaans
- heer
- mijn
- mijnwet
- mijngas
- mevrouw
- zeemijn
- heeroom
- mijnramp
- jonkheer
- heerlijk
- leenheer
- zoutmijn
- goudmijn
- landmijn
- gastheer
- mijnbouw
- bouwheer
- veldheer
- mijnhout
- mijnheer
- mijnwezen
- tegenmijn
- herenhuis
- ijzermijn
- kolenmijn
- raadsheer
- kopermijn
- mijnwagen
- herenboer
- wereldheer
- staatsmijn
- zilvermijn
- geneesheer
- krijgsheer
- mijnenveld
- mijnstreek
- banjerheer
- mijngraver
- burchtheer
- bannerheer
- Heerenveen
- herenhoeve
- heerschaar
- heerkracht
- heerschare
- diamantmijn
- baanderheer
- mijnschacht
- herenkapper
- herenliefde
- herenkleding
- mijnarbeider
- heerschappij
- beschermheer
- ambachtsheer
- mijningenieur
- mijnsteenberg
- herenboerderij