mijnstreek
Dutch (Brabantic)
/ˈmɛi̯nstreːk/
noun
Definitions
- region where mining takes place
Etymology
Compound from Dutch, Flemish mijn (mine, my) + Dutch, Flemish streek (prank).
Origin
Dutch (Brabantic)
streek
Gloss
prank
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Zaanstreek Dutch, Flemish
- apenstreek Dutch, Flemish
- diamantmijn Dutch, Flemish
- fieltenstreek Dutch, Flemish
- goudmijn Dutch, Flemish
- ijzermijn Dutch, Flemish
- jezuïetenstreek Dutch, Flemish
- kolenmijn Dutch, Flemish
- kopermijn Dutch, Flemish
- landmijn Dutch, Flemish
- meneer Dutch, Flemish
- mevrouw Dutch, Flemish
- mijn Dutch, Flemish
- mijnarbeider Dutch, Flemish
- mijnbouw Dutch, Flemish
- mijnenveld Dutch, Flemish
- mijngas Dutch, Flemish
- mijngraver Dutch, Flemish
- mijnheer Dutch, Flemish
- mijnhout Dutch, Flemish
- mijningenieur Dutch, Flemish
- mijnramp Dutch, Flemish
- mijnschacht Dutch, Flemish
- mijnsteenberg Dutch, Flemish
- mijnwagen Dutch, Flemish
- mijnwet Dutch, Flemish
- mijnwezen Dutch, Flemish
- omstreek Dutch, Flemish
- penseelstreek Dutch, Flemish
- schaamstreek Dutch, Flemish
- staatsmijn Dutch, Flemish
- streek Dutch, Flemish
- streekgerecht Dutch, Flemish
- streektaal Dutch, Flemish
- streekvervoer Dutch, Flemish
- tegenmijn Dutch, Flemish
- zeemijn Dutch, Flemish
- zilvermijn Dutch, Flemish
- zoutmijn Dutch, Flemish
- mijn Middle Dutch
- mine Middle Dutch
- strēke Middle Dutch
- myn Afrikaans
- streek Afrikaans
- mijn
- streek
- meneer
- mijngas
- mevrouw
- mijnwet
- zeemijn
- mijnheer
- mijnramp
- zoutmijn
- goudmijn
- omstreek
- mijnbouw
- mijnhout
- landmijn
- mijnwezen
- ijzermijn
- kolenmijn
- mijnwagen
- tegenmijn
- kopermijn
- mijnenveld
- streektaal
- Zaanstreek
- staatsmijn
- zilvermijn
- apenstreek
- mijngraver
- diamantmijn
- mijnschacht
- schaamstreek
- mijnarbeider
- streekvervoer
- fieltenstreek
- mijningenieur
- penseelstreek
- streekgerecht
- mijnsteenberg
- jezuïetenstreek