veldheer
Dutch (Brabantic)
/ˈvɛlt.ɦeːr/
noun
Definitions
- warlord, general
Etymology
Compound from Dutch, Flemish veld (field) + Dutch, Flemish heer (lord, gentleman, master, army, title for a priest).
Origin
Dutch (Brabantic)
heer
Gloss
lord, gentleman, master, army, title for a priest
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
主
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Heerenveen Dutch, Flemish
- Rietveld Dutch, Flemish
- Wapenveld Dutch, Flemish
- Zonneveld Dutch, Flemish
- aandachtsveld Dutch, Flemish
- aardappelveld Dutch, Flemish
- ambachtsheer Dutch, Flemish
- baanderheer Dutch, Flemish
- banjerheer Dutch, Flemish
- bannerheer Dutch, Flemish
- beschermheer Dutch, Flemish
- bleekveld Dutch, Flemish
- bloembollenveld Dutch, Flemish
- bollenveld Dutch, Flemish
- bouwheer Dutch, Flemish
- burchtheer Dutch, Flemish
- gastheer Dutch, Flemish
- gasveld Dutch, Flemish
- geneesheer Dutch, Flemish
- gezichtsveld Dutch, Flemish
- grasveld Dutch, Flemish
- gravitatieveld Dutch, Flemish
- heer Dutch, Flemish
- heerkracht Dutch, Flemish
- heerlijk Dutch, Flemish
- heeroom Dutch, Flemish
- heerschaar Dutch, Flemish
- heerschappij Dutch, Flemish
- heerschare Dutch, Flemish
- herenboer Dutch, Flemish
- herenboerderij Dutch, Flemish
- herenhoeve Dutch, Flemish
- herenhuis Dutch, Flemish
- herenkapper Dutch, Flemish
- herenkleding Dutch, Flemish
- herenliefde Dutch, Flemish
- honkbalveld Dutch, Flemish
- ijsveld Dutch, Flemish
- jonkheer Dutch, Flemish
- kolenveld Dutch, Flemish
- krachtveld Dutch, Flemish
- krijgsheer Dutch, Flemish
- kroon Dutch, Flemish
- kroonveldheer Dutch, Flemish
- leenheer Dutch, Flemish
- lijkenveld Dutch, Flemish
- maaiveld Dutch, Flemish
- magneetveld Dutch, Flemish
- meneer Dutch, Flemish
- middenveld Dutch, Flemish
- mijnenveld Dutch, Flemish
- mijnheer Dutch, Flemish
- olieveld Dutch, Flemish
- raadsheer Dutch, Flemish
- rijstveld Dutch, Flemish
- rozenveld Dutch, Flemish
- slagveld Dutch, Flemish
- steenkolenveld Dutch, Flemish
- stralingsveld Dutch, Flemish
- urnenveld Dutch, Flemish
- vectorveld Dutch, Flemish
- veld Dutch, Flemish
- veldbed Dutch, Flemish
- veldbrand Dutch, Flemish
- veldgrijs Dutch, Flemish
- veldgroen Dutch, Flemish
- veldhospitaal Dutch, Flemish
- veldkeuken Dutch, Flemish
- veldkijker Dutch, Flemish
- veldleeuwerik Dutch, Flemish
- veldmaarschalk Dutch, Flemish
- veldofficier Dutch, Flemish
- veldprediker Dutch, Flemish
- veldslag Dutch, Flemish
- veldspaat Dutch, Flemish
- veldteken Dutch, Flemish
- veldtocht Dutch, Flemish
- velduil Dutch, Flemish
- veldwachter Dutch, Flemish
- veldwerk Dutch, Flemish
- wereldheer Dutch, Flemish
- zwaartekrachtsveld Dutch, Flemish
- *fulþuz Proto-Germanic
- deler Indonesian
- pelpolisi Indonesian
- hêre Middle Dutch
- velt Middle Dutch
- veld Afrikaans
- vliegveld Afrikaans
- heer
- veld
- kroon
- meneer
- veldbed
- heeroom
- velduil
- gasveld
- ijsveld
- veldwerk
- heerlijk
- maaiveld
- veldslag
- gastheer
- grasveld
- bouwheer
- mijnheer
- jonkheer
- slagveld
- Rietveld
- leenheer
- olieveld
- veldbrand
- veldteken
- veldgrijs
- rijstveld
- veldtocht
- Zonneveld
- veldspaat
- herenboer
- raadsheer
- urnenveld
- kolenveld
- rozenveld
- veldgroen
- Wapenveld
- bleekveld
- herenhuis
- wereldheer
- veldkijker
- geneesheer
- mijnenveld
- bollenveld
- bannerheer
- herenhoeve
- heerschaar
- middenveld
- lijkenveld
- veldkeuken
- krijgsheer
- krachtveld
- banjerheer
- burchtheer
- heerkracht
- vectorveld
- Heerenveen
- heerschare
- veldwachter
- honkbalveld
- herenliefde
- baanderheer
- magneetveld
- herenkapper
- veldofficier
- beschermheer
- gezichtsveld
- herenkleding
- veldprediker
- heerschappij
- ambachtsheer
- stralingsveld
- aandachtsveld
- aardappelveld
- veldleeuwerik
- kroonveldheer
- veldhospitaal
- gravitatieveld
- herenboerderij
- veldmaarschalk
- steenkolenveld
- bloembollenveld
- zwaartekrachtsveld