meesterstuk
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- masterpiece
Etymology
Compound from Dutch, Flemish meester (master, teacher, instructor, manager) + Dutch, Flemish stuk (piece, item, piecepart, feat, document, rest, component).
Origin
Dutch (Brabantic)
stuk
Gloss
piece, item, piecepart, feat, document, rest, component
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
休
Emoji
🧩
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Meister German
- Meisterstück German
- Stück German
- altaarstuk Dutch, Flemish
- badmeester Dutch, Flemish
- betaalmeester Dutch, Flemish
- bewijsstuk Dutch, Flemish
- bilstuk Dutch, Flemish
- bloemstuk Dutch, Flemish
- borststuk Dutch, Flemish
- bosmeester Dutch, Flemish
- bouwmeester Dutch, Flemish
- brandmeester Dutch, Flemish
- brokstuk Dutch, Flemish
- burgemeester Dutch, Flemish
- busmeester Dutch, Flemish
- ceremoniemeester Dutch, Flemish
- cijfermeester Dutch, Flemish
- concertmeester Dutch, Flemish
- damstuk Dutch, Flemish
- gildemeester Dutch, Flemish
- gildenmeester Dutch, Flemish
- goudstuk Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- haarstuk Dutch, Flemish
- hamerstuk Dutch, Flemish
- havenmeester Dutch, Flemish
- heelmeester Dutch, Flemish
- hoofdstuk Dutch, Flemish
- huzarenstuk Dutch, Flemish
- jachtstuk Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kerkstuk Dutch, Flemish
- kerststuk Dutch, Flemish
- kinstuk Dutch, Flemish
- klapstuk Dutch, Flemish
- kledingstuk Dutch, Flemish
- koperstuk Dutch, Flemish
- kopstuk Dutch, Flemish
- leermeester Dutch, Flemish
- leerstuk Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- meester Dutch, Flemish
- meestergraad Dutch, Flemish
- meesterschap Dutch, Flemish
- meestersonnet Dutch, Flemish
- meestervuurwerker Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- meesterzet Dutch, Flemish
- meubelstuk Dutch, Flemish
- mondstuk Dutch, Flemish
- nikkelstuk Dutch, Flemish
- opiniestuk Dutch, Flemish
- penningmeester Dutch, Flemish
- poststuk Dutch, Flemish
- pronkstuk Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- regentenstuk Dutch, Flemish
- regentessenstuk Dutch, Flemish
- rentmeester Dutch, Flemish
- ribstuk Dutch, Flemish
- schaakmeester Dutch, Flemish
- schaakstuk Dutch, Flemish
- schelmstuk Dutch, Flemish
- schilderstuk Dutch, Flemish
- schoolmeester Dutch, Flemish
- sluitstuk Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- staartstuk Dutch, Flemish
- stalmeester Dutch, Flemish
- stuk Dutch, Flemish
- stukgaan Dutch, Flemish
- stukloon Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- toneelmeester Dutch, Flemish
- toneelstuk Dutch, Flemish
- vierduitenstuk Dutch, Flemish
- vierduitstuk Dutch, Flemish
- voetstuk Dutch, Flemish
- vraagstuk Dutch, Flemish
- vroedmeester Dutch, Flemish
- wisselstuk Dutch, Flemish
- zedenmeester Dutch, Flemish
- zilverstuk Dutch, Flemish
- majstersztyk Polish
- majstrštyk Czech
- mester Indonesian
- mêester Middle Dutch
- stucke Middle Dutch
- meester Afrikaans
- stuk Afrikaans
- stuk
- bilstuk
- kopstuk
- damstuk
- ribstuk
- kinstuk
- meester
- goudstuk
- stukgaan
- stukwerk
- klapstuk
- voetstuk
- stukloon
- leerstuk
- lijnstuk
- kerkstuk
- poststuk
- puntstuk
- brokstuk
- mondstuk
- haarstuk
- vraagstuk
- kerststuk
- bloemstuk
- koperstuk
- hamerstuk
- borststuk
- hoofdstuk
- jachtstuk
- speelstuk
- kamerstuk
- pronkstuk
- sluitstuk
- altaarstuk
- busmeester
- bosmeester
- badmeester
- meubelstuk
- wisselstuk
- zilverstuk
- staartstuk
- toneelstuk
- schaakstuk
- meesterzet
- bewijsstuk
- nikkelstuk
- schelmstuk
- opiniestuk
- kledingstuk
- huzarenstuk
- stalmeester
- leermeester
- bouwmeester
- rentmeester
- meesterwerk
- heelmeester
- vierduitstuk
- zedenmeester
- gildemeester
- havenmeester
- brandmeester
- grootmeester
- schilderstuk
- vroedmeester
- regentenstuk
- burgemeester
- meesterschap
- meestergraad
- toneelmeester
- cijfermeester
- betaalmeester
- schoolmeester
- meestersonnet
- gildenmeester
- schaakmeester
- vierduitenstuk
- penningmeester
- concertmeester
- regentessenstuk
- ceremoniemeester
- meestervuurwerker