haarstuk
Dutch (Brabantic)
/ˈɦaːr.stʏk/
noun
Definitions
- A hairpiece.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish haar (hair, her, haar, dry wind) + Dutch, Flemish stuk (piece, item, piecepart, feat, document, rest, component).
Origin
Dutch (Brabantic)
stuk
Gloss
piece, item, piecepart, feat, document, rest, component
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
休
Emoji
🧩
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- altaarstuk Dutch, Flemish
- baardhaar Dutch, Flemish
- beharing Dutch, Flemish
- bewijsstuk Dutch, Flemish
- bilstuk Dutch, Flemish
- bloemstuk Dutch, Flemish
- borststuk Dutch, Flemish
- brokstuk Dutch, Flemish
- damstuk Dutch, Flemish
- goudstuk Dutch, Flemish
- grijsharig Dutch, Flemish
- haar Dutch, Flemish
- haarbal Dutch, Flemish
- haarband Dutch, Flemish
- haarborstel Dutch, Flemish
- haardos Dutch, Flemish
- haardroger Dutch, Flemish
- haarnaald Dutch, Flemish
- haarschuier Dutch, Flemish
- haarspeld Dutch, Flemish
- haarspray Dutch, Flemish
- haaruitval Dutch, Flemish
- haarverf Dutch, Flemish
- haarverlies Dutch, Flemish
- hamerstuk Dutch, Flemish
- harig Dutch, Flemish
- hoofdstuk Dutch, Flemish
- huzarenstuk Dutch, Flemish
- jachtstuk Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kerkstuk Dutch, Flemish
- kerststuk Dutch, Flemish
- kinstuk Dutch, Flemish
- klapstuk Dutch, Flemish
- kledingstuk Dutch, Flemish
- koperstuk Dutch, Flemish
- kopstuk Dutch, Flemish
- kortharig Dutch, Flemish
- langharig Dutch, Flemish
- leerstuk Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- meesterstuk Dutch, Flemish
- melkboerenhondenhaar Dutch, Flemish
- meubelstuk Dutch, Flemish
- mondstuk Dutch, Flemish
- nikkelstuk Dutch, Flemish
- okselhaar Dutch, Flemish
- opiniestuk Dutch, Flemish
- poststuk Dutch, Flemish
- pronkstuk Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- regentenstuk Dutch, Flemish
- regentessenstuk Dutch, Flemish
- ribstuk Dutch, Flemish
- roodhaar Dutch, Flemish
- roodharig Dutch, Flemish
- schaakstuk Dutch, Flemish
- schelmstuk Dutch, Flemish
- schilderstuk Dutch, Flemish
- sluitstuk Dutch, Flemish
- snorhaar Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- staartstuk Dutch, Flemish
- stuk Dutch, Flemish
- stukgaan Dutch, Flemish
- stukloon Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- toneelstuk Dutch, Flemish
- vierduitenstuk Dutch, Flemish
- vierduitstuk Dutch, Flemish
- voetstuk Dutch, Flemish
- vraagstuk Dutch, Flemish
- wisselstuk Dutch, Flemish
- wolharig Dutch, Flemish
- zilverstuk Dutch, Flemish
- zweephaar Dutch, Flemish
- haer Middle Dutch
- stucke Middle Dutch
- haar Afrikaans
- stuk Afrikaans
- haar
- stuk
- harig
- haarbal
- haardos
- bilstuk
- damstuk
- ribstuk
- kinstuk
- kopstuk
- stukgaan
- stukwerk
- stukloon
- wolharig
- leerstuk
- poststuk
- haarband
- beharing
- puntstuk
- haarverf
- brokstuk
- mondstuk
- goudstuk
- klapstuk
- voetstuk
- lijnstuk
- roodhaar
- kerkstuk
- snorhaar
- haarspeld
- kortharig
- koperstuk
- borststuk
- okselhaar
- jachtstuk
- baardhaar
- haarnaald
- haarspray
- sluitstuk
- vraagstuk
- roodharig
- zweephaar
- kerststuk
- bloemstuk
- hamerstuk
- langharig
- hoofdstuk
- speelstuk
- kamerstuk
- pronkstuk
- altaarstuk
- meubelstuk
- wisselstuk
- zilverstuk
- staartstuk
- toneelstuk
- nikkelstuk
- bewijsstuk
- grijsharig
- schaakstuk
- haardroger
- haaruitval
- schelmstuk
- opiniestuk
- haarborstel
- haarverlies
- meesterstuk
- kledingstuk
- huzarenstuk
- haarschuier
- vierduitstuk
- schilderstuk
- regentenstuk
- vierduitenstuk
- regentessenstuk
- melkboerenhondenhaar