stukloon
Dutch (Brabantic)
/ˈstʏk.loːn/
noun
Definitions
- piece rate
Etymology
Compound from Dutch, Flemish stuk (piece, item, piecepart, feat, document, rest, component) + Dutch, Flemish loon (wage, pay, wages).
Origin
Dutch (Brabantic)
loon
Gloss
wage, pay, wages
Concept
Semantic Field
Possession
Ontological Category
Action/Process
Kanji
払
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- altaarstuk Dutch, Flemish
- bewijsstuk Dutch, Flemish
- bilstuk Dutch, Flemish
- bloemstuk Dutch, Flemish
- borststuk Dutch, Flemish
- breiloon Dutch, Flemish
- briefloon Dutch, Flemish
- brokstuk Dutch, Flemish
- dagloon Dutch, Flemish
- damstuk Dutch, Flemish
- ereloon Dutch, Flemish
- goudstuk Dutch, Flemish
- haarstuk Dutch, Flemish
- hamerstuk Dutch, Flemish
- hongerloon Dutch, Flemish
- hoofdstuk Dutch, Flemish
- huzarenstuk Dutch, Flemish
- jachtstuk Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kerkstuk Dutch, Flemish
- kerststuk Dutch, Flemish
- kinstuk Dutch, Flemish
- klapstuk Dutch, Flemish
- kledingstuk Dutch, Flemish
- koperstuk Dutch, Flemish
- kopstuk Dutch, Flemish
- leefloon Dutch, Flemish
- leerstuk Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- lonen Dutch, Flemish
- loon Dutch, Flemish
- loon-prijsspiraal Dutch, Flemish
- loonheffing Dutch, Flemish
- loonlijst Dutch, Flemish
- loonmatiging Dutch, Flemish
- loonschaal Dutch, Flemish
- loonslaaf Dutch, Flemish
- loonsverhoging Dutch, Flemish
- maakloon Dutch, Flemish
- maximumloon Dutch, Flemish
- meesterstuk Dutch, Flemish
- meubelstuk Dutch, Flemish
- minimumloon Dutch, Flemish
- mondstuk Dutch, Flemish
- nikkelstuk Dutch, Flemish
- opiniestuk Dutch, Flemish
- poststuk Dutch, Flemish
- pronkstuk Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- regentenstuk Dutch, Flemish
- regentessenstuk Dutch, Flemish
- ribstuk Dutch, Flemish
- schaakstuk Dutch, Flemish
- schelmstuk Dutch, Flemish
- schilderstuk Dutch, Flemish
- sluitstuk Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- staartstuk Dutch, Flemish
- stuk Dutch, Flemish
- stukgaan Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- toneelstuk Dutch, Flemish
- uurloon Dutch, Flemish
- vierduitenstuk Dutch, Flemish
- vierduitstuk Dutch, Flemish
- voetstuk Dutch, Flemish
- vraagstuk Dutch, Flemish
- wisselstuk Dutch, Flemish
- zilverstuk Dutch, Flemish
- loon Middle Dutch
- stucke Middle Dutch
- loon Afrikaans
- stuk Afrikaans
- stuk
- loon
- lonen
- ribstuk
- bilstuk
- kopstuk
- kinstuk
- uurloon
- dagloon
- ereloon
- damstuk
- goudstuk
- breiloon
- stukgaan
- puntstuk
- maakloon
- stukwerk
- leefloon
- klapstuk
- voetstuk
- brokstuk
- mondstuk
- leerstuk
- lijnstuk
- haarstuk
- kerkstuk
- poststuk
- hoofdstuk
- vraagstuk
- loonlijst
- jachtstuk
- speelstuk
- briefloon
- loonslaaf
- kamerstuk
- pronkstuk
- kerststuk
- bloemstuk
- sluitstuk
- koperstuk
- hamerstuk
- borststuk
- zilverstuk
- staartstuk
- toneelstuk
- schaakstuk
- altaarstuk
- bewijsstuk
- nikkelstuk
- schelmstuk
- opiniestuk
- meubelstuk
- hongerloon
- loonschaal
- wisselstuk
- maximumloon
- meesterstuk
- minimumloon
- kledingstuk
- loonheffing
- huzarenstuk
- regentenstuk
- loonmatiging
- vierduitstuk
- schilderstuk
- loonsverhoging
- vierduitenstuk
- regentessenstuk
- loon-prijsspiraal