ribstuk
Dutch (Brabantic)
/ˈrɪp.stʏk/
noun
Definitions
- entrecôte
Etymology
Inherited from Middle Dutch ribbestec compound from Dutch, Flemish rib (rib) + Dutch, Flemish stuk (piece, item, piecepart, feat, document, rest, component).
Origin
Dutch (Brabantic)
stuk
Gloss
piece, item, piecepart, feat, document, rest, component
Concept
Semantic Field
Quantity
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
休
Emoji
🧩
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- altaarstuk Dutch, Flemish
- bewijsstuk Dutch, Flemish
- bilstuk Dutch, Flemish
- bloemstuk Dutch, Flemish
- borststuk Dutch, Flemish
- brokstuk Dutch, Flemish
- damstuk Dutch, Flemish
- goudstuk Dutch, Flemish
- haarstuk Dutch, Flemish
- hamerstuk Dutch, Flemish
- hoofdstuk Dutch, Flemish
- huzarenstuk Dutch, Flemish
- jachtstuk Dutch, Flemish
- kamerstuk Dutch, Flemish
- kerkstuk Dutch, Flemish
- kerststuk Dutch, Flemish
- kinstuk Dutch, Flemish
- klapstuk Dutch, Flemish
- kledingstuk Dutch, Flemish
- koperstuk Dutch, Flemish
- kopstuk Dutch, Flemish
- kruisribgewelf Dutch, Flemish
- leerstuk Dutch, Flemish
- lijnstuk Dutch, Flemish
- meesterstuk Dutch, Flemish
- meubelstuk Dutch, Flemish
- mondstuk Dutch, Flemish
- nikkelstuk Dutch, Flemish
- opiniestuk Dutch, Flemish
- poststuk Dutch, Flemish
- pronkstuk Dutch, Flemish
- puntstuk Dutch, Flemish
- regentenstuk Dutch, Flemish
- regentessenstuk Dutch, Flemish
- rib Dutch, Flemish
- ribbenboog Dutch, Flemish
- ribbenkast Dutch, Flemish
- ribfluweel Dutch, Flemish
- ribkwal Dutch, Flemish
- schaakstuk Dutch, Flemish
- schelmstuk Dutch, Flemish
- schilderstuk Dutch, Flemish
- sluitstuk Dutch, Flemish
- speelstuk Dutch, Flemish
- staartstuk Dutch, Flemish
- stuk Dutch, Flemish
- stukgaan Dutch, Flemish
- stukloon Dutch, Flemish
- stukwerk Dutch, Flemish
- toneelstuk Dutch, Flemish
- vierduitenstuk Dutch, Flemish
- vierduitstuk Dutch, Flemish
- voetstuk Dutch, Flemish
- vraagstuk Dutch, Flemish
- wisselstuk Dutch, Flemish
- zilverstuk Dutch, Flemish
- ribbe Middle Dutch
- ribbestec Middle Dutch
- stucke Middle Dutch
- stuk Afrikaans
- rib
- stuk
- bilstuk
- damstuk
- ribkwal
- kinstuk
- kopstuk
- goudstuk
- stukgaan
- stukwerk
- klapstuk
- voetstuk
- stukloon
- leerstuk
- lijnstuk
- kerkstuk
- poststuk
- puntstuk
- brokstuk
- mondstuk
- haarstuk
- vraagstuk
- kerststuk
- bloemstuk
- koperstuk
- hamerstuk
- borststuk
- hoofdstuk
- jachtstuk
- speelstuk
- kamerstuk
- pronkstuk
- sluitstuk
- altaarstuk
- ribbenkast
- ribbenboog
- meubelstuk
- wisselstuk
- zilverstuk
- ribfluweel
- staartstuk
- toneelstuk
- schaakstuk
- bewijsstuk
- nikkelstuk
- schelmstuk
- opiniestuk
- meesterstuk
- kledingstuk
- huzarenstuk
- vierduitstuk
- schilderstuk
- regentenstuk
- kruisribgewelf
- vierduitenstuk
- regentessenstuk