toneelmeester
Dutch (Brabantic)
noun
Definitions
- stage manager
Etymology
Compound from Dutch, Flemish toneel (stage, theatre, scene) + Dutch, Flemish meester (master, teacher, instructor, manager).
Origin
Dutch (Brabantic)
meester
Gloss
master, teacher, instructor, manager
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
主
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- badmeester Dutch, Flemish
- betaalmeester Dutch, Flemish
- bosmeester Dutch, Flemish
- bouwmeester Dutch, Flemish
- brandmeester Dutch, Flemish
- burgemeester Dutch, Flemish
- busmeester Dutch, Flemish
- ceremoniemeester Dutch, Flemish
- cijfermeester Dutch, Flemish
- concertmeester Dutch, Flemish
- gildemeester Dutch, Flemish
- gildenmeester Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- havenmeester Dutch, Flemish
- heelmeester Dutch, Flemish
- leermeester Dutch, Flemish
- meester Dutch, Flemish
- meestergraad Dutch, Flemish
- meesterschap Dutch, Flemish
- meestersonnet Dutch, Flemish
- meesterstuk Dutch, Flemish
- meestervuurwerker Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- meesterzet Dutch, Flemish
- penningmeester Dutch, Flemish
- rentmeester Dutch, Flemish
- schaakmeester Dutch, Flemish
- schoolmeester Dutch, Flemish
- stalmeester Dutch, Flemish
- strijdtoneel Dutch, Flemish
- toneel Dutch, Flemish
- toneelkijker Dutch, Flemish
- toneelknecht Dutch, Flemish
- toneellaars Dutch, Flemish
- toneelschool Dutch, Flemish
- toneelschrijver Dutch, Flemish
- toneelspeelster Dutch, Flemish
- toneelspeler Dutch, Flemish
- toneelstuk Dutch, Flemish
- vroedmeester Dutch, Flemish
- zedenmeester Dutch, Flemish
- mester Indonesian
- mêester Middle Dutch
- tineel Middle Dutch
- meester Afrikaans
- toneel
- meester
- toneelstuk
- meesterzet
- busmeester
- bosmeester
- badmeester
- meesterstuk
- stalmeester
- leermeester
- bouwmeester
- toneellaars
- rentmeester
- meesterwerk
- heelmeester
- toneelschool
- toneelkijker
- strijdtoneel
- vroedmeester
- zedenmeester
- burgemeester
- toneelknecht
- gildemeester
- havenmeester
- meesterschap
- brandmeester
- grootmeester
- toneelspeler
- meestergraad
- meestersonnet
- cijfermeester
- betaalmeester
- schoolmeester
- gildenmeester
- schaakmeester
- penningmeester
- concertmeester
- toneelschrijver
- toneelspeelster
- ceremoniemeester
- meestervuurwerker