gildenmeester
Dutch (Brabantic)
/ˈɣɪl.dəˌmeːs.tər/
noun
Etymology
Inherited from Middle Dutch gildemeester compound from Dutch, Flemish gilde (guild) + Dutch, Flemish -n- + Dutch, Flemish meester (master, teacher, instructor, manager).
Origin
Dutch (Brabantic)
meester
Gloss
master, teacher, instructor, manager
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
主
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- -n- Dutch, Flemish
- badmeester Dutch, Flemish
- bejaardenhuis Dutch, Flemish
- bejaardenpartij Dutch, Flemish
- bejaardentehuis Dutch, Flemish
- beloftenploeg Dutch, Flemish
- betaalmeester Dutch, Flemish
- blindengeleidehond Dutch, Flemish
- boevengilde Dutch, Flemish
- bosmeester Dutch, Flemish
- bouwmeester Dutch, Flemish
- brandmeester Dutch, Flemish
- burgemeester Dutch, Flemish
- busmeester Dutch, Flemish
- ceremoniemeester Dutch, Flemish
- cijfermeester Dutch, Flemish
- concertmeester Dutch, Flemish
- dodenmasker Dutch, Flemish
- dodenmis Dutch, Flemish
- dodentol Dutch, Flemish
- doventolk Dutch, Flemish
- getijdenboek Dutch, Flemish
- getijdengebed Dutch, Flemish
- getijdenpoel Dutch, Flemish
- getijdenverschil Dutch, Flemish
- getuigenverklaring Dutch, Flemish
- gilde Dutch, Flemish
- gildehuis Dutch, Flemish
- gildekamer Dutch, Flemish
- gildemeester Dutch, Flemish
- gildenhuis Dutch, Flemish
- gildos Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- havenmeester Dutch, Flemish
- heelmeester Dutch, Flemish
- invalidentoilet Dutch, Flemish
- klassenjustitie Dutch, Flemish
- klassenstrijd Dutch, Flemish
- ladenkast Dutch, Flemish
- leermeester Dutch, Flemish
- lendendoek Dutch, Flemish
- lendenwervel Dutch, Flemish
- meester Dutch, Flemish
- meestergraad Dutch, Flemish
- meesterschap Dutch, Flemish
- meestersonnet Dutch, Flemish
- meesterstuk Dutch, Flemish
- meestervuurwerker Dutch, Flemish
- meesterwerk Dutch, Flemish
- meesterzet Dutch, Flemish
- naastenliefde Dutch, Flemish
- oorkondenhypothese Dutch, Flemish
- penningmeester Dutch, Flemish
- rentmeester Dutch, Flemish
- schaakmeester Dutch, Flemish
- schoolmeester Dutch, Flemish
- stalmeester Dutch, Flemish
- steppenroller Dutch, Flemish
- toneelmeester Dutch, Flemish
- vroedmeester Dutch, Flemish
- zedenbederf Dutch, Flemish
- zedendelict Dutch, Flemish
- zedenmeester Dutch, Flemish
- zedenwet Dutch, Flemish
- ziekenauto Dutch, Flemish
- ziekenboeg Dutch, Flemish
- ziekenfonds Dutch, Flemish
- ziekenhuis Dutch, Flemish
- ziekenwagen Dutch, Flemish
- ziekenzaal Dutch, Flemish
- mester Indonesian
- gilde Middle Dutch
- gildemeester Middle Dutch
- mêester Middle Dutch
- meester Afrikaans
- -n-
- gilde
- gildos
- meester
- dodenmis
- dodentol
- zedenwet
- gildehuis
- doventolk
- ladenkast
- lendendoek
- gildekamer
- ziekenzaal
- busmeester
- bosmeester
- badmeester
- ziekenauto
- ziekenhuis
- meesterzet
- ziekenboeg
- gildenhuis
- meesterstuk
- zedendelict
- ziekenwagen
- dodenmasker
- stalmeester
- leermeester
- bouwmeester
- ziekenfonds
- boevengilde
- rentmeester
- meesterwerk
- heelmeester
- zedenbederf
- getijdenboek
- zedenmeester
- lendenwervel
- gildemeester
- havenmeester
- brandmeester
- grootmeester
- vroedmeester
- burgemeester
- meesterschap
- getijdenpoel
- meestergraad
- toneelmeester
- cijfermeester
- betaalmeester
- steppenroller
- schoolmeester
- beloftenploeg
- meestersonnet
- bejaardenhuis
- getijdengebed
- klassenstrijd
- schaakmeester
- naastenliefde
- penningmeester
- concertmeester
- invalidentoilet
- klassenjustitie
- bejaardenpartij
- bejaardentehuis
- ceremoniemeester
- getijdenverschil
- meestervuurwerker
- oorkondenhypothese
- blindengeleidehond
- getuigenverklaring