taaldood
Dutch (Brabantic)
/ˈtaːl.doːt/
noun
Definitions
- language death
Etymology
Compound from Dutch, Flemish taal (language, speech) + Dutch, Flemish dood (death, dead).
Origin
Dutch (Brabantic)
dood
Gloss
death, dead
Concept
Semantic Field
The body
Ontological Category
Other
Kanji
死
Emoji
☠️ ⚰️ ⚱️ 💀
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Duitstalig Dutch, Flemish
- Engelstalig Dutch, Flemish
- Mandarijn Dutch, Flemish
- Nederlandstalig Dutch, Flemish
- aantaal Dutch, Flemish
- ambtstaal Dutch, Flemish
- anderstalig Dutch, Flemish
- bastaardtaal Dutch, Flemish
- bestuurstaal Dutch, Flemish
- boeventaal Dutch, Flemish
- bronnentaal Dutch, Flemish
- creooltaal Dutch, Flemish
- cultuurtaal Dutch, Flemish
- dieventaal Dutch, Flemish
- dochtertaal Dutch, Flemish
- dode Dutch, Flemish
- dodelijk Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- dood Dutch, Flemish
- doodbidder Dutch, Flemish
- doodbliksemen Dutch, Flemish
- doodbloeden Dutch, Flemish
- doodboek Dutch, Flemish
- doodbus Dutch, Flemish
- doodcedel Dutch, Flemish
- doodceel Dutch, Flemish
- dooddoener Dutch, Flemish
- doodeenvoudig Dutch, Flemish
- doodeng Dutch, Flemish
- doodgaan Dutch, Flemish
- doodgraver Dutch, Flemish
- doodklok Dutch, Flemish
- doodkoud Dutch, Flemish
- doodkrank Dutch, Flemish
- doodleuk Dutch, Flemish
- doodlopen Dutch, Flemish
- doodmoe Dutch, Flemish
- doodrijden Dutch, Flemish
- doodrijder Dutch, Flemish
- doods Dutch, Flemish
- doodsangst Dutch, Flemish
- doodsbang Dutch, Flemish
- doodsbed Dutch, Flemish
- doodsbedreiging Dutch, Flemish
- doodsbleek Dutch, Flemish
- doodsengel Dutch, Flemish
- doodseskader Dutch, Flemish
- doodsgevaar Dutch, Flemish
- doodshoofd Dutch, Flemish
- doodskamp Dutch, Flemish
- doodskist Dutch, Flemish
- doodsklok Dutch, Flemish
- doodskop Dutch, Flemish
- doodslag Dutch, Flemish
- doodsmaal Dutch, Flemish
- doodsmoe Dutch, Flemish
- doodsoorzaak Dutch, Flemish
- doodsstond Dutch, Flemish
- doodsstrijd Dutch, Flemish
- doodstil Dutch, Flemish
- doodstraf Dutch, Flemish
- doodstrijd Dutch, Flemish
- doodsverachting Dutch, Flemish
- doodswens Dutch, Flemish
- doodtij Dutch, Flemish
- doodvonnis Dutch, Flemish
- doodziek Dutch, Flemish
- doodzonde Dutch, Flemish
- eenheidstaal Dutch, Flemish
- eentalig Dutch, Flemish
- gebarentaal Dutch, Flemish
- geheimtaal Dutch, Flemish
- hersendood Dutch, Flemish
- hongerdood Dutch, Flemish
- hulptaal Dutch, Flemish
- kindertaal Dutch, Flemish
- kruisdood Dutch, Flemish
- kunsttaal Dutch, Flemish
- lekentaal Dutch, Flemish
- lichaamstaal Dutch, Flemish
- meertalig Dutch, Flemish
- moedertaal Dutch, Flemish
- moerstaal Dutch, Flemish
- monddood Dutch, Flemish
- normtaal Dutch, Flemish
- oertaal Dutch, Flemish
- omgangstaal Dutch, Flemish
- programmeertaal Dutch, Flemish
- regenboogtaal Dutch, Flemish
- schrijftaal Dutch, Flemish
- schuimtaal Dutch, Flemish
- schuttingtaal Dutch, Flemish
- spreektaal Dutch, Flemish
- standaardtaal Dutch, Flemish
- streektaal Dutch, Flemish
- taal Dutch, Flemish
- taalbeleid Dutch, Flemish
- taalbond Dutch, Flemish
- taalcontact Dutch, Flemish
- taalcursus Dutch, Flemish
- taaleigen Dutch, Flemish
- taaleiland Dutch, Flemish
- taalfamilie Dutch, Flemish
- taalfilosofe Dutch, Flemish
- taalfilosofie Dutch, Flemish
- taalfilosoof Dutch, Flemish
- taalgebied Dutch, Flemish
- taalgevoel Dutch, Flemish
- taalgids Dutch, Flemish
- taalgrens Dutch, Flemish
- taalkloof Dutch, Flemish
- taalkunde Dutch, Flemish
- taalleemte Dutch, Flemish
- taalliefhebber Dutch, Flemish
- taalpolitiek Dutch, Flemish
- taalrol Dutch, Flemish
- taalstrijd Dutch, Flemish
- taaluiting Dutch, Flemish
- taalverwerving Dutch, Flemish
- taalwetenschap Dutch, Flemish
- talenkennis Dutch, Flemish
- talig Dutch, Flemish
- toontaal Dutch, Flemish
- turbotaal Dutch, Flemish
- tussentaal Dutch, Flemish
- tweetalig Dutch, Flemish
- vaagtaal Dutch, Flemish
- verdrinkingsdood Dutch, Flemish
- voertaal Dutch, Flemish
- volkstaal Dutch, Flemish
- vuurdood Dutch, Flemish
- wantaal Dutch, Flemish
- wereldtaal Dutch, Flemish
- wetenschapstaal Dutch, Flemish
- dôot Middle Dutch
- tale Middle Dutch
- tāle Middle Dutch
- dood Afrikaans
- taal Afrikaans
- taal
- dood
- dode
- doods
- talig
- aantaal
- doodbus
- doodeng
- doodtij
- oertaal
- wantaal
- taalrol
- doodmoe
- vaagtaal
- voertaal
- normtaal
- doodgaan
- doodkoud
- taalbond
- dodelijk
- doodceel
- doodstil
- doodboek
- doodklok
- taalgids
- doodskop
- eentalig
- hulptaal
- vuurdood
- toontaal
- doodleuk
- doodsbed
- doodslag
- doodsmoe
- doodziek
- monddood
- lekentaal
- taalgrens
- doodzonde
- doodskamp
- dodenrijk
- doodsmaal
- doodstraf
- moerstaal
- tweetalig
- doodskist
- doodcedel
- turbotaal
- volkstaal
- meertalig
- kunsttaal
- Mandarijn
- taalkunde
- kruisdood
- taalkloof
- taaleigen
- doodsbang
- ambtstaal
- doodkrank
- doodswens
- doodlopen
- doodsklok
- doodsengel
- taalgevoel
- doodrijden
- taalcursus
- taalgebied
- creooltaal
- streektaal
- dieventaal
- wereldtaal
- taalbeleid
- taaluiting
- doodstrijd
- moedertaal
- taalleemte
- spreektaal
- dooddoener
- Duitstalig
- hersendood
- doodsangst
- schuimtaal
- kindertaal
- tussentaal
- doodgraver
- doodbidder
- doodsstond
- hongerdood
- doodvonnis
- doodrijder
- doodshoofd
- geheimtaal
- boeventaal
- taaleiland
- doodsbleek
- taalstrijd
- dochtertaal
- talenkennis
- cultuurtaal
- omgangstaal
- schrijftaal
- taalfamilie
- doodbloeden
- doodsgevaar
- Engelstalig
- bronnentaal
- taalcontact
- gebarentaal
- anderstalig
- doodsstrijd
- eenheidstaal
- doodsoorzaak
- doodseskader
- taalfilosoof
- bestuurstaal
- lichaamstaal
- bastaardtaal
- taalpolitiek
- taalfilosofe
- schuttingtaal
- taalfilosofie
- doodbliksemen
- doodeenvoudig
- regenboogtaal
- standaardtaal
- taalverwerving
- taalliefhebber
- taalwetenschap
- wetenschapstaal
- doodsbedreiging
- programmeertaal
- doodsverachting
- Nederlandstalig
- verdrinkingsdood