doodsmaal
Dutch (Brabantic)
/ˈdoːts.maːl/
noun
Definitions
- (historical) meal held after someone's death, usually on the eve before or within days of a funeral
Etymology
Compound from Dutch, Flemish dood (death, dead) + Dutch, Flemish maal (calf, time, meal, young cow, occurrence).
Origin
Dutch (Brabantic)
maal
Gloss
calf, time, meal, young cow, occurrence
Concept
Semantic Field
Animals
Ontological Category
Person/Thing
Emoji
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- afscheidsmaal Dutch, Flemish
- andermaal Dutch, Flemish
- avondmaal Dutch, Flemish
- dikmaals Dutch, Flemish
- dode Dutch, Flemish
- dodelijk Dutch, Flemish
- dodenrijk Dutch, Flemish
- dood Dutch, Flemish
- doodbidder Dutch, Flemish
- doodbliksemen Dutch, Flemish
- doodbloeden Dutch, Flemish
- doodboek Dutch, Flemish
- doodbus Dutch, Flemish
- doodcedel Dutch, Flemish
- doodceel Dutch, Flemish
- dooddoener Dutch, Flemish
- doodeenvoudig Dutch, Flemish
- doodeng Dutch, Flemish
- doodgaan Dutch, Flemish
- doodgraver Dutch, Flemish
- doodklok Dutch, Flemish
- doodkoud Dutch, Flemish
- doodkrank Dutch, Flemish
- doodleuk Dutch, Flemish
- doodlopen Dutch, Flemish
- doodmoe Dutch, Flemish
- doodrijden Dutch, Flemish
- doodrijder Dutch, Flemish
- doods Dutch, Flemish
- doodsangst Dutch, Flemish
- doodsbang Dutch, Flemish
- doodsbed Dutch, Flemish
- doodsbedreiging Dutch, Flemish
- doodsbleek Dutch, Flemish
- doodsengel Dutch, Flemish
- doodseskader Dutch, Flemish
- doodsgevaar Dutch, Flemish
- doodshoofd Dutch, Flemish
- doodskamp Dutch, Flemish
- doodskist Dutch, Flemish
- doodsklok Dutch, Flemish
- doodskop Dutch, Flemish
- doodslag Dutch, Flemish
- doodsmoe Dutch, Flemish
- doodsoorzaak Dutch, Flemish
- doodsstond Dutch, Flemish
- doodsstrijd Dutch, Flemish
- doodstil Dutch, Flemish
- doodstraf Dutch, Flemish
- doodstrijd Dutch, Flemish
- doodsverachting Dutch, Flemish
- doodswens Dutch, Flemish
- doodtij Dutch, Flemish
- doodvonnis Dutch, Flemish
- doodziek Dutch, Flemish
- doodzonde Dutch, Flemish
- eenmaal Dutch, Flemish
- etmaal Dutch, Flemish
- gastmaal Dutch, Flemish
- hersendood Dutch, Flemish
- hongerdood Dutch, Flemish
- kruisdood Dutch, Flemish
- maal Dutch, Flemish
- maaltijd Dutch, Flemish
- middagmaal Dutch, Flemish
- monddood Dutch, Flemish
- nogmaals Dutch, Flemish
- scheidmaal Dutch, Flemish
- taaldood Dutch, Flemish
- toenmalig Dutch, Flemish
- tweemaal Dutch, Flemish
- verdrinkingsdood Dutch, Flemish
- voormalig Dutch, Flemish
- vuurdood Dutch, Flemish
- dôot Middle Dutch
- mael Middle Dutch
- dood Afrikaans
- maal
- dode
- dood
- doods
- etmaal
- doodbus
- eenmaal
- doodmoe
- doodeng
- doodtij
- tweemaal
- dikmaals
- maaltijd
- dodelijk
- doodstil
- doodboek
- taaldood
- doodsbed
- doodziek
- nogmaals
- doodgaan
- doodkoud
- doodceel
- doodklok
- doodskop
- vuurdood
- gastmaal
- doodleuk
- doodslag
- doodsmoe
- monddood
- doodzonde
- avondmaal
- doodskamp
- voormalig
- kruisdood
- doodkrank
- toenmalig
- dodenrijk
- doodstraf
- andermaal
- doodskist
- doodcedel
- doodsbang
- doodswens
- doodlopen
- doodsklok
- doodrijden
- scheidmaal
- doodstrijd
- dooddoener
- doodbidder
- doodsstond
- hongerdood
- doodvonnis
- doodshoofd
- doodsbleek
- doodgraver
- doodsengel
- doodsangst
- hersendood
- middagmaal
- doodrijder
- doodsgevaar
- doodsstrijd
- doodbloeden
- doodsoorzaak
- doodseskader
- doodbliksemen
- afscheidsmaal
- doodeenvoudig
- doodsbedreiging
- doodsverachting
- verdrinkingsdood