tuinbouw
Dutch (Brabantic)
/ˈtœy̯n.bɑu̯/
noun
Definitions
- The agricultural cultivation of non-grass (non-grain) crops including certain food crops and ornamental plants and flowers, especially by means of specialised equipment such as greenhouses; also the branch of agriculture in which these crops are cultivated.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish tuin (garden, yard, fence, hedge) + Dutch, Flemish bouw (construction, building, cultivation, build, engineering discipline, contruction, growth).
Origin
Dutch (Brabantic)
bouw
Gloss
construction, building, cultivation, build, engineering discipline, contruction, growth
Concept
Semantic Field
The house
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
舎
Emoji
🏘️ 🏙️
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- aanbouw Dutch, Flemish
- achtertuin Dutch, Flemish
- akkerbouw Dutch, Flemish
- appeltuin Dutch, Flemish
- bloementuin Dutch, Flemish
- bloemtuin Dutch, Flemish
- bosbouw Dutch, Flemish
- bouw Dutch, Flemish
- bouwgedrocht Dutch, Flemish
- bouwgewrocht Dutch, Flemish
- bouwkunde Dutch, Flemish
- bouwterrein Dutch, Flemish
- bouwval Dutch, Flemish
- bouwwerk Dutch, Flemish
- bovenbouw Dutch, Flemish
- civielbouw Dutch, Flemish
- daktuin Dutch, Flemish
- dierentuin Dutch, Flemish
- glas Dutch, Flemish
- glastuinbouw Dutch, Flemish
- hoogbouw Dutch, Flemish
- houttuin Dutch, Flemish
- huizenbouw Dutch, Flemish
- kantoortuin Dutch, Flemish
- kerktuin Dutch, Flemish
- kloostertuin Dutch, Flemish
- kruidentuin Dutch, Flemish
- landbouw Dutch, Flemish
- lichaamsbouw Dutch, Flemish
- middenbouw Dutch, Flemish
- mijnbouw Dutch, Flemish
- moestuin Dutch, Flemish
- nieuwbouw Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- onderbouw Dutch, Flemish
- ooftbouw Dutch, Flemish
- opbouw Dutch, Flemish
- revolutiebouw Dutch, Flemish
- scheepbouw Dutch, Flemish
- scheepsbouw Dutch, Flemish
- speculatiebouw Dutch, Flemish
- speeltuin Dutch, Flemish
- sterretjestuin Dutch, Flemish
- theetuin Dutch, Flemish
- tuin Dutch, Flemish
- tuinafval Dutch, Flemish
- tuinboon Dutch, Flemish
- tuinbroek Dutch, Flemish
- tuindorp Dutch, Flemish
- tuinen Dutch, Flemish
- tuingereedschap Dutch, Flemish
- tuinhuis Dutch, Flemish
- tuinieren Dutch, Flemish
- tuinkabouter Dutch, Flemish
- tuinkamer Dutch, Flemish
- tuinkers Dutch, Flemish
- tuinkever Dutch, Flemish
- tuinman Dutch, Flemish
- tuinpad Dutch, Flemish
- tuinpak Dutch, Flemish
- tuinplant Dutch, Flemish
- tuinslang Dutch, Flemish
- tuinsproeier Dutch, Flemish
- tuinstad Dutch, Flemish
- tuinstoel Dutch, Flemish
- tuinvrouw Dutch, Flemish
- tuinwal Dutch, Flemish
- tuinwijk Dutch, Flemish
- tuinwolfsmelk Dutch, Flemish
- uitbouw Dutch, Flemish
- vlootbouw Dutch, Flemish
- volkstuin Dutch, Flemish
- voortuin Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- wijnbouw Dutch, Flemish
- woningbouw Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- boplang Indonesian
- bouw Middle Dutch
- tuun Middle Dutch
- tuin Afrikaans
- voortuin Afrikaans
- tuin
- glas
- bouw
- opbouw
- ombouw
- tuinen
- bouwval
- tuinpad
- tuinpak
- uitbouw
- tuinman
- aanbouw
- daktuin
- bosbouw
- tuinwal
- kerktuin
- zinsbouw
- tuinhuis
- theetuin
- voortuin
- hoogbouw
- ooftbouw
- tuinkers
- wijnbouw
- bouwwerk
- houttuin
- landbouw
- tuinstad
- tuinwijk
- tuinboon
- mijnbouw
- tuindorp
- moestuin
- tuinkever
- tuinbroek
- onderbouw
- tuinieren
- akkerbouw
- tuinkamer
- appeltuin
- vlootbouw
- wegenbouw
- nieuwbouw
- bouwkunde
- bovenbouw
- volkstuin
- tuinslang
- speeltuin
- tuinstoel
- bloemtuin
- tuinplant
- tuinafval
- tuinvrouw
- scheepbouw
- civielbouw
- middenbouw
- dierentuin
- huizenbouw
- woningbouw
- achtertuin
- scheepsbouw
- kantoortuin
- kruidentuin
- bloementuin
- bouwterrein
- lichaamsbouw
- tuinkabouter
- tuinsproeier
- bouwgedrocht
- kloostertuin
- glastuinbouw
- bouwgewrocht
- tuinwolfsmelk
- revolutiebouw
- sterretjestuin
- speculatiebouw
- tuingereedschap