bouwval
Dutch (Brabantic)
/ˈbɑu̯.vɑl/
noun
Definitions
- A ruin, a ramshackle building.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish bouw (construction, building, cultivation, build, engineering discipline, contruction, growth) + Dutch, Flemish val (fall, trap, drop, catfish, case).
Origin
Dutch (Brabantic)
val
Gloss
fall, trap, drop, catfish, case
Concept
Semantic Field
Motion
Ontological Category
Action/Process
Kanji
鯰
Emoji
🌠 🌧️ 🌨️ 🍁 🍂 🦔
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Bau German
- Baufall German
- Fall German
- baufällig German
- aanbouw Dutch, Flemish
- aanval Dutch, Flemish
- afval Dutch, Flemish
- akkerbouw Dutch, Flemish
- avondval Dutch, Flemish
- bosbouw Dutch, Flemish
- bouw Dutch, Flemish
- bouwgedrocht Dutch, Flemish
- bouwgewrocht Dutch, Flemish
- bouwkunde Dutch, Flemish
- bouwterrein Dutch, Flemish
- bouwvallig Dutch, Flemish
- bouwwerk Dutch, Flemish
- bovenbouw Dutch, Flemish
- buitenspelval Dutch, Flemish
- cameraval Dutch, Flemish
- civielbouw Dutch, Flemish
- hoogbouw Dutch, Flemish
- huizenbouw Dutch, Flemish
- landbouw Dutch, Flemish
- lichaamsbouw Dutch, Flemish
- liquiditeitsval Dutch, Flemish
- meerval Dutch, Flemish
- middenbouw Dutch, Flemish
- mijnbouw Dutch, Flemish
- muizenval Dutch, Flemish
- muizeval Dutch, Flemish
- naamval Dutch, Flemish
- nachtval Dutch, Flemish
- nieuwbouw Dutch, Flemish
- ombouw Dutch, Flemish
- onderbouw Dutch, Flemish
- ooftbouw Dutch, Flemish
- opbouw Dutch, Flemish
- overval Dutch, Flemish
- regenval Dutch, Flemish
- revolutiebouw Dutch, Flemish
- scheepbouw Dutch, Flemish
- scheepsbouw Dutch, Flemish
- sneeuwval Dutch, Flemish
- speculatiebouw Dutch, Flemish
- terugval Dutch, Flemish
- toeristenval Dutch, Flemish
- toeval Dutch, Flemish
- tongval Dutch, Flemish
- tuinbouw Dutch, Flemish
- uitbouw Dutch, Flemish
- uitval Dutch, Flemish
- val Dutch, Flemish
- valavond Dutch, Flemish
- valkuil Dutch, Flemish
- valscherm Dutch, Flemish
- valstrik Dutch, Flemish
- valuur Dutch, Flemish
- vlootbouw Dutch, Flemish
- voorval Dutch, Flemish
- waterval Dutch, Flemish
- wegenbouw Dutch, Flemish
- werkloosheidsval Dutch, Flemish
- wijnbouw Dutch, Flemish
- woningbouw Dutch, Flemish
- zinsbouw Dutch, Flemish
- boplang Indonesian
- bouvellich Middle Dutch
- bouw Middle Dutch
- bouval Afrikaans
- waterval Afrikaans
- val
- bouw
- afval
- opbouw
- toeval
- aanval
- valuur
- uitval
- ombouw
- aanbouw
- uitbouw
- meerval
- overval
- bosbouw
- naamval
- valkuil
- voorval
- tongval
- wijnbouw
- bouwwerk
- terugval
- landbouw
- zinsbouw
- regenval
- waterval
- avondval
- nachtval
- hoogbouw
- ooftbouw
- mijnbouw
- tuinbouw
- valavond
- muizeval
- valstrik
- bouwkunde
- bovenbouw
- onderbouw
- muizenval
- akkerbouw
- cameraval
- valscherm
- vlootbouw
- wegenbouw
- sneeuwval
- nieuwbouw
- scheepbouw
- civielbouw
- bouwvallig
- middenbouw
- huizenbouw
- woningbouw
- scheepsbouw
- bouwterrein
- toeristenval
- bouwgedrocht
- lichaamsbouw
- bouwgewrocht
- buitenspelval
- revolutiebouw
- speculatiebouw
- liquiditeitsval
- werkloosheidsval