grootmacht
Dutch (Brabantic)
/ˈɣroːt.mɑxt/
noun
Definitions
- A great power, a superpower.
Etymology
Compound from Dutch, Flemish groot (big, great, large, grand, grand-, stour, adult) + Dutch, Flemish macht (power, might, force, potence).
Origin
Dutch (Brabantic)
macht
Gloss
power, might, force, potence
Concept
Semantic Field
Social and political relations
Ontological Category
Person/Thing
Kanji
力
Emoji
🏋️ 💡
Timeline
Distribution of cognates by language
Geogrpahic distribution of cognates
Cognates and derived terms
- Grootoosten Dutch, Flemish
- almacht Dutch, Flemish
- groot Dutch, Flemish
- grootbrengen Dutch, Flemish
- grootcommandeur Dutch, Flemish
- grootduizend Dutch, Flemish
- grootgrondbezitter Dutch, Flemish
- grootgrutter Dutch, Flemish
- groothandel Dutch, Flemish
- grootheid Dutch, Flemish
- groothoeklens Dutch, Flemish
- groothonderd Dutch, Flemish
- grootindustrieel Dutch, Flemish
- grootkapitaal Dutch, Flemish
- grootmeester Dutch, Flemish
- grootmoedig Dutch, Flemish
- grootoorkitvos Dutch, Flemish
- grootoorvos Dutch, Flemish
- grootschalig Dutch, Flemish
- grootstad Dutch, Flemish
- grootte Dutch, Flemish
- grootvee Dutch, Flemish
- grootvorst Dutch, Flemish
- grootvorstendom Dutch, Flemish
- grootvorstin Dutch, Flemish
- grootzeil Dutch, Flemish
- grootzwaard Dutch, Flemish
- hoofdmacht Dutch, Flemish
- interventiemacht Dutch, Flemish
- invasiemacht Dutch, Flemish
- kernmacht Dutch, Flemish
- krijgsmacht Dutch, Flemish
- luchtmacht Dutch, Flemish
- macht Dutch, Flemish
- machteloos Dutch, Flemish
- machtig Dutch, Flemish
- machtsbelust Dutch, Flemish
- machtsfactor Dutch, Flemish
- machtsmisbruik Dutch, Flemish
- machtsovernemer Dutch, Flemish
- machtspartij Dutch, Flemish
- machtssfeer Dutch, Flemish
- machtsstrijd Dutch, Flemish
- machtsvacuüm Dutch, Flemish
- machtsverheffen Dutch, Flemish
- machtsverheffing Dutch, Flemish
- machtsvertoon Dutch, Flemish
- machtswellust Dutch, Flemish
- middelgroot Dutch, Flemish
- onmacht Dutch, Flemish
- overgroot- Dutch, Flemish
- overmacht Dutch, Flemish
- rechtsmacht Dutch, Flemish
- supermacht Dutch, Flemish
- troepenmacht Dutch, Flemish
- verdedigingsmacht Dutch, Flemish
- volmacht Dutch, Flemish
- vredesmacht Dutch, Flemish
- weermacht Dutch, Flemish
- wereldmacht Dutch, Flemish
- zeemacht Dutch, Flemish
- grôot Middle Dutch
- macht Middle Dutch
- groot Afrikaans
- groot
- macht
- almacht
- grootte
- onmacht
- machtig
- zeemacht
- grootvee
- volmacht
- weermacht
- kernmacht
- grootheid
- grootstad
- overmacht
- grootzeil
- grootvorst
- supermacht
- hoofdmacht
- machteloos
- overgroot-
- luchtmacht
- groothandel
- wereldmacht
- grootmoedig
- machtssfeer
- rechtsmacht
- grootzwaard
- krijgsmacht
- Grootoosten
- middelgroot
- grootoorvos
- vredesmacht
- groothonderd
- grootgrutter
- grootvorstin
- troepenmacht
- machtsbelust
- grootbrengen
- machtspartij
- grootduizend
- machtsstrijd
- machtsfactor
- machtsvacuüm
- grootmeester
- grootschalig
- invasiemacht
- machtsvertoon
- machtswellust
- groothoeklens
- grootkapitaal
- machtsmisbruik
- grootoorkitvos
- machtsverheffen
- grootvorstendom
- machtsovernemer
- grootcommandeur
- interventiemacht
- machtsverheffing
- grootindustrieel
- verdedigingsmacht
- grootgrondbezitter